ECLI:NL:RBDHA:2022:11596
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering urgentieverklaring op basis van Huisvestingsverordening Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiseres had verzocht om een urgentieverklaring voor huisvesting, omdat zij met haar zes kinderen in een te kleine woning woonde. De rechtbank oordeelde dat de aanvraag door verweerder was afgewezen, omdat het te klein zijn van de woning geen urgent huisvestingsprobleem oplevert. Eiseres had haar gezin uitgebreid met vijf kinderen na de verhuizing, wat volgens verweerder had kunnen worden voorzien. De rechtbank stelde vast dat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden van de Huisvestingsverordening Den Haag 2019, en dat er geen reden was om de hardheidsclausule toe te passen. Eiseres voerde aan dat haar kinderen lijden onder de huidige woonsituatie en dat de Huisvestingsverordening in strijd is met hogere regelgeving, waaronder internationale verdragen. De rechtbank oordeelde dat verweerder in redelijkheid had kunnen besluiten om de urgentieverklaring te weigeren, en dat de door eiseres aangevoerde omstandigheden niet leidden tot onbillijkheden die een afwijking van het beleid rechtvaardigden. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen urgentieverklaring kreeg en dat verweerder niet verplicht was om de proceskosten te vergoeden.