2.1.Verweerder heeft beide elementen geloofwaardig geacht. Verweerder acht daarbij niet aannemelijk dat zij vanwege haar katholieke geloof persoonlijk risico op vervolging loopt, omdat zij afgezien van de bomaanslagen in 2019 nooit persoonlijke problemen heeft ondervonden vanwege haar geloof. Daarbij heeft verweerder gewezen op de omstandigheid dat zij na de aanslagen in april 2019 tot aan haar vertrek in december 2021 in Sri Lanka zonder problemen heeft verbleven. Verder heeft verweerder betrokken dat de bomaanslagen een sterk willekeurig karakter hadden en niet persoonlijk op eiseres waren gericht. Daarnaast heeft eiseres haar vrees bij terugkeer niet aannemelijk gemaakt. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij persoonlijk heeft te vrezen voor de autoriteiten van haar land. Daarbij is meegewogen dat zij haar land op legale wijze heeft verlaten. Daarnaast zijn er geen concrete aanwijzingen waaruit volgt dat eiseres individueel meer risico loopt dan andere burgers betrokken te raken bij een eventuele nieuwe bomaanslag.
Bij de zienswijze heeft eiseres een brief van haar advocaat in Sri Lanka overgelegd, waaruit blijkt dat zij financiële problemen heeft en daarom vreest voor haar schuldeisers in Sri Lanka. Zij heeft in Sri Lanka vastgezeten en is vervolgens op borgtocht vrijgelaten in verband met een strafrechtelijke procedure. Vanwege schaamte heeft zij hier niet eerder over kunnen verklaren. Verweerder heeft in deze brief geen aanleiding gezien voor een ander oordeel. Eiseres heeft tot aan de zienswijze niks verklaard over haar vrees voor de schuldeisers en niet valt in te zien waarom zij dit eerder heeft gedaan. Daarnaast heeft zij met de brief niet nader gespecificeerd waarom zij te vrezen heeft in Sri Lanka nu deze vrij algemeen is geformuleerd.
Eiseres komt dan ook niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw. De omstandigheid dat eiseres een vals paspoort heeft gebruikt tijdens haar reis naar Nederland terwijl zij ook een echt paspoort had, heeft verweerder opgevat als misleiding. Daarom heeft verweerder de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond op de grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres voert aan dat, zoals zij al in de zienswijze heeft aangegeven, uit de brief van haar advocaat blijkt dat zij door haar geldschulden gevaar loopt in Sri Lanka vanwege haar schuldeisers. Eiseres heeft in beroep nog een tweede brief van de advocaat overgelegd als aanvulling op de eerdere brief. Deze brieven konden, gelet op de datering, niet eerder worden overgelegd. Verweerder had nader onderzoek moeten doen en eiseres aanvullend moeten te horen over dit element.
In beroep voert eiseres verder aan dat zij in 2016 is verkracht door een politieagent. Eiseres vreest voor deze politieman omdat hij heeft aangegeven dat hij haar zal doden als hij haar weer ziet. Terugkeer naar Sri Lanka levert daarom een schending van artikel 3 van het EVRMop. Over beide elementen heeft zij niet eerder kunnen verklaren vanwege schaamte.
Eiseres meent, onder verwijzing naar de arresten Alhetoen Ahmedekova,dat verweerder deze elementen had moeten betrekken bij de beoordeling van haar asielrelaas. Verder stelt eiseres dat zij vanwege haar katholieke geloof moet worden aangemerkt als vluchteling. In Sri Lanka is sprake van religieus geweld door moslims gericht tegen de christenen. Verweerder heeft katholieken in Sri Lanka ten onrechte niet aangewezen als risicogroep dan wel als kwetsbare minderheid. Zij worden gediscrimineerd en er hebben incidenten plaatsgevonden.
Eiseres heeft ter onderbouwing van haar standpunt krantenartikelen en een rapport van USDOSovergelegd. Ook heeft zij verklaard dat zij grote beperkingen heeft ondervonden om haar geloof uit te oefenen. Met betrekking tot de afwijzingsgrond genoemd in artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw betoogt eiseres dat zij verweerder niet heeft willen misleiden, onder verwijzing naar een uitspraak van de Afdeling.Het bestreden besluit is niet voldoende zorgvuldig tot stand gekomen en daarnaast onvoldoende gemotiveerd.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. In Werkinstructie 2014/10 staat dat verweerder bij de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling van een asielrelaas eerst de relevante elementen van het asielrelaas vaststelt. Daarna beoordeelt verweerder de geloofwaardigheid van deze relevante elementen. Als een vreemdeling zijn verklaringen aanvult of corrigeert, dan verlangt verweerder dat hij verklaart waarom het rapport van gehoor niet klopt. Uit de werkinstructie concludeert de rechtbank dat indien sprake is van een vreemdeling die zijn verklaringen aanvult of corrigeert, en hiervoor geen deugdelijke verklaring geeft, dit wordt betrokken bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van de relevante elementen (tweede stap). Dit betekent dat verweerder allereerst dient te beoordelen of er sprake is van een relevant element (eerste stap), dus of het in de correcties en aanvullingen naar voren gebrachte asielmotief tenminste raakt aan een onderwerp dat of verhaallijn die in verband staat met vluchtelingschap dan wel subsidiaire beschermingsstatus. Uit de rechtspraak van de Afdeling volgt verder dat verweerder bij het ontbreken van een deugdelijke verklaring voor de correctie en als er geen blijk is van vertaalproblemen tijdens het gehoor niet de gewenste waarde hoeft te hechten aan correcties en aanvullingen.