4.5.Uit het bestreden besluit blijkt niet dat verweerder onderzoek heeft gedaan naar achterliggende oorzaken van het verweten wangedrag. Van verweerder mag worden verwacht, gelet op het door eiser overgelegde medische dossier en de door eiser aangevoerde persoonlijke omstandigheden, zoals de PTSS, zijn depressie waarvoor hij hulp heeft gezocht en de familieomstandigheden, dat ondanks het zero-tolerancebeleid ook een andere (eervolle) ontslaggrond of lichtere maatregel wordt afgewogen die meer recht zou kunnen doen aan de situatie waarin eiser verkeert.
5. Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit is genomen in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel. Het beroep is gegrond. De overige aangevoerde beroepsgronden hebben dan ook geen bespreking meer nodig. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank ziet geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of om zelf in de zaak te voorzien. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat, naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. Verweerder zal immers nog nader onderzoek moeten verrichten. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
Vergoeding van het griffierecht en de proceskosten
6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 1.518,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor aanwezigheid op de zitting, wegingsfactor 1, met een waarde van € 759,- per punt).
7. Nu de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181, - aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser in beroep tot een bedrag van
€ 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.R. van Veen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2022.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op: