In deze zaak heeft eiser, een voormalig militair, beroep ingesteld tegen de vaststelling van zijn functiebeschrijving en -waardering door de minister van Defensie. Eiser heeft van 29 juni 2015 tot 21 maart 2021 als sergeant-majoor gewerkt bij het Maritiem Hoofdkwartier Caribisch Gebied. Hij verzocht in oktober 2019 om herziening van zijn functiebeschrijving, omdat hij vond dat zijn feitelijke werkzaamheden niet correct waren weergegeven. De minister heeft echter de functiebeschrijving en -waardering vastgesteld, wat eiser in bezwaar en beroep aanvecht. De rechtbank heeft de zaak op 5 april 2022 behandeld.
De rechtbank oordeelt dat de functiebeschrijving zorgvuldig tot stand is gekomen en dat er geen strijd is met het vertrouwensbeginsel, zorgvuldigheidsbeginsel of motiveringsbeginsel. Eiser heeft niet aangetoond dat toezeggingen zijn gedaan die hem deden geloven dat zijn functiebeschrijving anders zou worden vastgesteld. De rechtbank stelt vast dat de minister beleidsvrijheid heeft bij het vaststellen van functiebeschrijvingen en dat de rechterlijke toetsing terughoudend moet zijn. Eiser heeft niet voldoende onderbouwd waarom de functiebeschrijving onjuist zou zijn. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor proceskostenveroordeling.