ECLI:NL:RBDHA:2022:11508

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 mei 2022
Publicatiedatum
4 november 2022
Zaaknummer
21/6776
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen functiebeschrijving en -waardering van een militaire functie

In deze zaak heeft eiser, een voormalig militair, beroep ingesteld tegen de vaststelling van zijn functiebeschrijving en -waardering door de minister van Defensie. Eiser heeft van 29 juni 2015 tot 21 maart 2021 als sergeant-majoor gewerkt bij het Maritiem Hoofdkwartier Caribisch Gebied. Hij verzocht in oktober 2019 om herziening van zijn functiebeschrijving, omdat hij vond dat zijn feitelijke werkzaamheden niet correct waren weergegeven. De minister heeft echter de functiebeschrijving en -waardering vastgesteld, wat eiser in bezwaar en beroep aanvecht. De rechtbank heeft de zaak op 5 april 2022 behandeld.

De rechtbank oordeelt dat de functiebeschrijving zorgvuldig tot stand is gekomen en dat er geen strijd is met het vertrouwensbeginsel, zorgvuldigheidsbeginsel of motiveringsbeginsel. Eiser heeft niet aangetoond dat toezeggingen zijn gedaan die hem deden geloven dat zijn functiebeschrijving anders zou worden vastgesteld. De rechtbank stelt vast dat de minister beleidsvrijheid heeft bij het vaststellen van functiebeschrijvingen en dat de rechterlijke toetsing terughoudend moet zijn. Eiser heeft niet voldoende onderbouwd waarom de functiebeschrijving onjuist zou zijn. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/6776

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 mei 2022 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. D. van Zoelen),
en

de minister van Defensie, verweerder

(gemachtigde: mr. H.C.J.M. Kruijer).

Procesverloop

Bij besluit van 2 oktober 2020 (het primaire besluit) is de functiebeschrijving en de
-waardering van eisers voormalige functie vastgesteld.
Bij besluit van 14 september 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder eisers bezwaar ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het beroep is ter zitting behandeld op 5 april 2022. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld door mr. [A] en [B].

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser werkte in de periode van 29 juni 2015 tot 21 maart 2021 als militair in de functie van [functienaam] ([functienaam]), ([codenummer]) bij het Maritiem Hoofdkwartier Caribisch Gebied (MHKC). [1] Aan deze functie is de rang van sergeant-majoor verbonden.
1.1.
Op 1 oktober 2019 heeft eiser verzocht om de functiebeschrijving van zijn functie te herzien. Grondslag van dit verzoek is dat de feitelijke werkzaamheden die eiser al vanaf het begin verricht niet zijn beschreven in de functiebeschrijving. Eiser heeft daarbij aangegeven welke werkzaamheden hij uitvoert. Daarnaast heeft eiser aangegeven welke werkzaamheden hij niet uitvoert en ook nooit heeft uitgevoerd. De werkzaamheden die eiser uitvoert, worden bij de andere eenheden binnen CZSK minimaal door een adjudant onderofficier (AOO) of eerste luitenant (ELNT) uitgevoerd. Eiser meent dat zijn functiebeschrijving moet worden aangepast en dat aan zijn functie een hogere rang moet worden verbonden, gelet op de zwaardere werkzaamheden en de daarbij behorende verantwoordelijkheden die hij al ruim vier jaar verricht.
2. Bij besluit van 19 mei 2020 is eisers verzoek om zijn functiebeschrijving te herzien goedgekeurd. Hierin is aangegeven dat het zal gaan om een organieke functiebeschrijving, waarbij niet gedetailleerd wordt ingegaan op de afzonderlijke werkzaamheden die door de functievervuller worden verricht. Verder is aangegeven dat de functiebeschrijving zoals deze is opgenomen in peoplesoft niet is aangepast. Eisers lijnmanager heeft inmiddels door tussenkomst van de P&O adviseur een geactualiseerde functiebeschrijving bij Bureau A&R van de afdeling P&O ter waardering aangeboden. De functiebeschrijving is ter analyse aan het Dienstencentrum Organisatie & Formatie (DCO&F) doorgezonden. Indien uit de analyse blijkt dat een (her)waardering van eisers functie noodzakelijk is, zal dit worden uitgevoerd, indien het waarderingsadvies van het DCO&F aanleiding geeft tot het aanpassen van de rang zal hiertoe een besluit worden genomen.
2.1.
Bij het primaire besluit, als gehandhaafd bij bestreden besluit, is de functiebeschrijving en de -waardering van eisers functie vastgesteld. Uit het bijgevoegde Nota functiewaarderingsadvies blijkt dat naast de functie van eiser ook de functiebeschrijvingen van de functies N4, en N4.2 van CZSM Carib MKHC N4 zijn aangepast. Voor eisers functie is de somscore veranderd in 35. De aan de functie verbonden rang is echter ongewijzigd. In de Nota staat verder nog dat over de uitkomst van het waarderingsonderzoek consensus bestaat met de klant.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser voert aan dat de vastgestelde functiebeschrijving en -waardering in strijd zijn met het vertrouwens-, zorgvuldigheids- of het motiveringsbeginsel. Ook heeft verweerder in strijd met het goedwerkgeverschap gehandeld.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Volgens vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter [2] komt bij een organiek systeem van functiebeschrijving en -waardering bij het vaststellen van de functiebeschrijving aan verweerder beleidsvrijheid toe. Anders dan bij een zogenoemde mensfunctiebeschrijving gaat het hier niet om de beschrijving van de feitelijk uitgevoerde of feitelijk opgedragen werkzaamheden, maar om door het bestuursorgaan aan de betrokken functionaris opgedragen werkzaamheden, gegeven de inrichting van de organisatie zoals die het bestuursorgaan voor ogen staat. Dit brengt mee dat de rechterlijke toetsing van de organieke functiebeschrijving terughoudend is. [3]
4.1.
De rechtbank stelt vast dat de functiebeschrijving het vertrekpunt is voor het proces dat leidt tot functiewaardering. Een besluit over de functiewaardering is slechts mogelijk, als vaststaat van welke functiebeschrijving dient te worden uitgegaan.
4.2.
De rechtbank ziet in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de functiebeschrijving onzorgvuldig tot stand is gekomen of onredelijk is. Eiser heeft in beroep en ter zitting niet nader gepreciseerd waar het in de functiebeschrijving aan schort. Dat hij zijn functie op andere wijze ervaart en omschreven wil hebben, betekent niet dat de functiebeschrijving onjuist is. De rechtbank ziet zonder nadere onderbouwing of concretisering van de stellingen van eiser geen aanknopingspunt voor het oordeel dat de visie van verweerder op onjuiste wijze is vertaald in de functiebeschrijving.
Vertrouwensbeginsel
5. Eiser heeft een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel en vindt dat verweerder met het vaststellen van de functiebeschrijving van 2 oktober 2020 een onjuiste uitvoering heeft gegeven aan zijn besluit van 19 mei 2020. Dit is niet de herziening van de functiebeschrijving die eiser is toegezegd. Eiser vindt dat verweerder de verkeerde functiebeschrijving heeft beoordeeld, namelijk de functiebeschrijving die op 2 oktober 2020 voor de daaropvolgende periode is vastgesteld en gewaardeerd. Volgens eiser had verweerder de functiebeschrijving die op 25 mei 2020 is opgesteld door zijn toenmalige leidinggevende Goedhart in overleg met eiser over de periode 29 juni 2015 t/m 22 juli 2018 moeten worden beoordeeld. Volgens Goedhart heeft eiser in die periode overeenkomstig die functiebeschrijving gefunctioneerd, zodat daarmee vaststaat welke werkzaamheden eiser heeft verricht en dat die werkzaamheden eiser zijn opgedragen door zijn leidinggevende.
5.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank overweegt dat voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel drie stappen moeten worden doorlopen. [4] Als eerste stap moet de vraag worden beantwoord of eiser aannemelijk heeft gemaakt dat van de zijde van het bestuursorgaan toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit eiser in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of en, zo ja, hoe het bestuursorgaan in een concreet geval een bevoegdheid zou uitoefenen.
5.2.
Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat in zijn geval toezeggingen, uitlatingen of gedragingen zijn gedaan, waaruit hij mocht afleiden dat de door Goedhart opgestelde functiebeschrijving over de periode 29 juni 2015 tot en met 22 juli 2018 zou worden vastgesteld en gewaardeerd. Dit blijkt niet uit het besluit van 19 mei 2020. Zoals verweerder al in het bestreden besluit heeft toegelicht is met het vaststellen van de nieuwe functiebeschrijving op 2 oktober 2020 voldaan aan de in het besluit van 19 mei 2020 toegezegde herziening van de functiebeschrijving. Uit vaste jurisprudentie volgt dat het niet om de feitelijk uitgevoerde werkzaamheden gaat, maar om de aan de functionaris opgedragen werkzaamheden. Bovendien heeft een functiebeschrijving voor het verleden geen zin, omdat een mogelijke bevordering alleen ingaat op de datum van het rekest [5] en is de door eiser voorgestelde functiebeschrijving grotendeels gelijk aan het bestreden besluit. De rechtbank ziet in wat eiser in beroep en op de zitting heeft aangevoerd geen reden voor een ander oordeel, nu dit grotendeels een herhaling vormt van wat al in bezwaar naar voren is gebracht en waarop verweerder in het bestreden besluit al gemotiveerd is ingegaan.
Zorgvuldigheidsbeginsel
6. Ook heeft eiser aangevoerd dat verweerder in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel heeft gehandeld. Eiser heeft niet ingestemd met de op 2 oktober 2020 vastgestelde functiebeschrijving en was niet betrokken bij de totstandkoming van die functiebeschrijving. Deze is ook niet ondertekend door eiser. Verder vindt eiser dat verweerder ten onrechte geen functie-interview heeft gehouden.
6.1.
De rechtbank ziet in de stellingen van eiser geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel tot stand is gekomen. Zoals verweerder al in het bestreden besluit heeft toegelicht is eisers instemming met de functiebeschrijving niet vereist. Voor het opstellen van de nieuwe functiebeschrijving is desondanks gebruik gemaakt van eisers input. De adviseur van DC O&F heeft aangegeven dat het bestreden besluit grotendeels is gebaseerd op een functiebeschrijving die eiser zelf met Goedhart heeft opgesteld. Daarnaast is gedurende het proces van herbeschrijving regelmatig telefonisch contact geweest met eiser. Eiser heeft dit niet weersproken. Dat de vastgestelde functiebeschrijving niet precies gelijk is aan de door eiser opgestelde functiebeschrijving maakt nog niet dat het bestreden besluit geen stand kan houden. Het is immers aan het bevoegde gezag om te bepalen welke werkzaamheden worden opgedragen. Dat verweerder geen functie-interview met eiser heeft gehouden leidt evenmin tot de conclusie dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen. Zoals verweerder heeft toegelicht gebeurt dit meestal wel, maar is verweerder daartoe niet verplicht. Het functie-interview is in dit geval met eisers leidinggevende gehouden waarbij het functiebeeld duidelijk is geworden. De rechtbank acht deze werkwijze van verweerder zorgvuldig.
Motiveringsbeginsel
7. De rechtbank ziet in de stellingen van eiser geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit in strijd met het motiveringsbeginsel tot stand is gekomen. Verweerder heeft al in het bestreden besluit toegelicht dat de motivering van een besluit tot vaststelling van een functiebeschrijving alleen bestaat uit de inhoudelijke beschrijving van de functie. De rechtbank ziet in wat eiser in beroep en op de zitting heeft aangevoerd geen reden voor een ander oordeel.
7.1.
Verder is eiser zowel tijdens de eerste als de tweede hoorzitting nadrukkelijk in de gelegenheid gesteld om inhoudelijke bezwaren aan te voeren tegen de vastgestelde functiebeschrijving, maar is hij hierop niet of nauwelijks ingegaan. De rechtbank volgt eiser daarom niet in zijn stelling dat hij alleen contact heeft gehad met verweerder over de in zijn ogen verkeerde procedurele gang van zaken.
Goed werkgeverschap
8. De rechtbank is niet gebleken dat verweerder in strijd met goed werkgeverschap heeft gehandeld. Dat eiser meer en zwaardere werkzaamheden heeft verricht in de periode 29 juni 2015 tot en met 22 juli 2018 en dat hij daarvoor de juiste waardering en erkenning wil, begrijpt de rechtbank, maar hiervoor bestaat gelet op wat hiervoor is overwogen geen ruimte. Gelet op de systematiek van het AMAR kan geen functiebeschrijving worden vastgesteld over een periode die voorafgaat aan de datum van het rekest.
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.R. van Veen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2022.
griffier rechter
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Functiecode 066519, arbeidsplaats 05155582.
2.Centrale Raad van Beroep (de Raad).
3.Zie bijv. de uitspraak van de Raad van 3 juli 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:2264.
4.Zie de uitspraken van de Raad van 31 december 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:4351, van 4 maart 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:559 en van 13 januari 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:96.
5.Zie artikel 24a, tweede lid, van het Algemeen Militair Ambtenarenreglement (AMAR).