ECLI:NL:RBDHA:2022:1137
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Wob-verzoek inzake openbaarmaking documenten over fraude- en corruptieonderzoek naar ambtenaren en wethouders van de gemeente Den Haag
In deze zaak heeft eiser op 21 oktober 2019 een verzoek ingediend op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) om documenten openbaar te maken die betrekking hebben op een fraude- en corruptieonderzoek naar ex-wethouders en ambtenaren van de gemeente Den Haag. Eiser, die overlast ervaart van een nabijgelegen horecaonderneming, stelt dat er sprake is van ambtelijke corruptie en omkoping, omdat vergunningen zijn verleend zonder juridische grondslag. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft het verzoek afgewezen, omdat er geen documenten zijn aangetroffen die onder de reikwijdte van het verzoek vallen. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 2 februari 2022 heeft eiser zijn standpunt toegelicht, waarbij hij aanvoert dat verweerder onvoldoende en onzorgvuldig onderzoek heeft gedaan naar de opgevraagde documenten. Eiser betoogt dat verkeerde zoektermen zijn gebruikt en dat er nader onderzoek door externe deskundigen moet plaatsvinden. De rechtbank overweegt dat de Wob gaat over de vraag of bestaande documenten openbaar moeten worden gemaakt. De rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende onderzoek heeft gedaan en dat de gebruikte zoektermen representatief waren. De rechtbank volgt het standpunt van verweerder dat er geen documenten zijn aangetroffen die onder het verzoek vallen.
De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er meer documenten onder verweerder berusten. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 16 februari 2022.