ECLI:NL:RBDHA:2022:1137

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 februari 2022
Publicatiedatum
16 februari 2022
Zaaknummer
AWB - 20 _ 7302
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wob-verzoek inzake openbaarmaking documenten over fraude- en corruptieonderzoek naar ambtenaren en wethouders van de gemeente Den Haag

In deze zaak heeft eiser op 21 oktober 2019 een verzoek ingediend op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) om documenten openbaar te maken die betrekking hebben op een fraude- en corruptieonderzoek naar ex-wethouders en ambtenaren van de gemeente Den Haag. Eiser, die overlast ervaart van een nabijgelegen horecaonderneming, stelt dat er sprake is van ambtelijke corruptie en omkoping, omdat vergunningen zijn verleend zonder juridische grondslag. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft het verzoek afgewezen, omdat er geen documenten zijn aangetroffen die onder de reikwijdte van het verzoek vallen. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 2 februari 2022 heeft eiser zijn standpunt toegelicht, waarbij hij aanvoert dat verweerder onvoldoende en onzorgvuldig onderzoek heeft gedaan naar de opgevraagde documenten. Eiser betoogt dat verkeerde zoektermen zijn gebruikt en dat er nader onderzoek door externe deskundigen moet plaatsvinden. De rechtbank overweegt dat de Wob gaat over de vraag of bestaande documenten openbaar moeten worden gemaakt. De rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende onderzoek heeft gedaan en dat de gebruikte zoektermen representatief waren. De rechtbank volgt het standpunt van verweerder dat er geen documenten zijn aangetroffen die onder het verzoek vallen.

De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er meer documenten onder verweerder berusten. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 16 februari 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/7302

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 februari 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.A.J. West),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. W. Logtenberg).

Procesverloop

Op 21 oktober 2019 heeft eiser een verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) gedaan.
Bij besluit van 10 januari 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers verzoek afgewezen.
Bij besluit van 13 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft aanvullende stukken ingediend.
De zitting heeft op 2 februari 2022 plaatsgevonden via een beeldverbinding. Eiser en zijn gemachtigde waren aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser woont tegenover een horecaonderneming gelegen aan de [adres] [huisnummer] te [vestigingsplaats] (hierna: de horecaonderneming) en ervaart al jarenlang overlast van deze onderneming. Eiser heeft verzocht om openbaarmaking van alle documenten die betrekking hebben op het fraude- en corruptieonderzoek naar ex-wethouders en ambtenaren van de gemeente Den Haag en hun mogelijke betrokkenheid bij de vergunningverlening aan de exploitanten van de horecaonderneming. Hij heeft hierbij de namen van wethouders genoemd die betrokken zijn bij een onderzoek naar ambtelijke corruptie door de Rijksrecherche. Verder heeft eiser aangegeven dat een aantal namen van ambtenaren voor het publiek onbekend zijn gebleven. Volgens eiser is er sprake van ambtelijke corruptie en omkoping nu deze ambtenaren tegen betaling vergunningen hebben verleend aan exploitanten van de onderneming, terwijl een juridische grondslag voor vergunningverlening ontbreekt.
2. Verweerder heeft het Wob-verzoek afgewezen, omdat er geen documenten zijn aangetroffen die onder de reikwijdte van eisers verzoek vallen. Dit betekent dat bij verweerder geen documenten berusten die naar aanleiding van eisers aanvraag openbaar moeten worden gemaakt.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser voert aan dat verweerder ten aanzien van diverse opgevraagde documenten onvoldoende en onzorgvuldig onderzoek heeft gedaan als gevolg waarvan verweerder diverse documenten niet heeft kunnen vinden en daarom niet openbaar heeft gemaakt. Eiser heeft verzocht om openbaarmaking van documenten ten aanzien van betrokken ambtenaren bij het corruptieonderzoek en betrokken personen bij de horecaonderneming, terwijl verweerder specifiek heeft gezocht op documenten ten aanzien ambtenaren die betrokken zijn bij het dossier van de horecaonderneming. Ook heeft verweerder verkeerde zoektermen gebruikt. Het adres van de horecaonderneming is niet sluitend om als zoekterm te gebruiken nu de horecaonderneming door de jaren heen verschillende bedrijfsnamen heeft gehanteerd. Verder betoogt eiser dat de zoekslag van verweerder oncontroleerbaar is. Om deze redenen moet er nader onderzoek worden uitgevoerd door externe informatiespecialisten. Hierbij wordt verwezen naar een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. [1] Aan de hand van verschillende (internet) bronnen heeft eiser aannemelijk gemaakt dat de betreffende wethouders en ambtenaren zich hebben ingespannen ten behoeve van de horecaonderneming. Het is dan ook volstrekt ongeloofwaardig dat er na een zoekslag geen documenten zijn aangetroffen die onder de reikwijdte het Wob-verzoek vallen, aldus eiser.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank overweegt dat de Wob gaat over de vraag of wèl bestaande documenten over een bestuurlijke aangelegenheid, die bij een bestuursorgaan berusten of behoren te berusten, openbaar moeten worden gemaakt. Zoals de hoogste bestuursrechter heeft overwogen, is het, wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer onder hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, in beginsel aan degene die om informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, dat document toch onder het bestuursorgaan berust. [2]
5. Aan de zijde van verweerder is ter zitting te kennen gegeven dat er geen ambtenaren betrokken zijn bij het corruptieonderzoek. Als gevolg hiervan zijn deze ambtenaren niet onderzocht in het kader van het Wob-verzoek. Ook zijn de wethouders, ambtenaren en ondernemers waar eiser naar verwijst in zijn Wob-verzoek niet betrokken bij het dossier van de horecaonderneming. Nu er geen betrokkenheid was van deze personen bij dit dossier zijn er logischerwijs ook geen documenten aangetroffen. Verweerder heeft voor de volledigheid, tevergeefs, onderzoek gedaan naar alle onder hem berustende documenten waar de termen [adres] [huisnummer] en namen van wethouders en ambtenaren in voorkomen. In het archiefsysteem voor exploitatievergunningen ‘het document managementsysteem Digi-As’ is, zonder resultaat, gezocht naar brieven, interne e-mails, interne- en externe memo’s, agenda’s, notulen en gespreksverslagen die onder de reikwijdte van het Wob-verzoek vallen. Hiermee heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank blijk gegeven van een voldoende en zorgvuldig onderzoek. In dit verband wordt overwogen dat de door verweerder toegepaste zoektermen voldoende representatief zijn en naar alle waarschijnlijkheid resultaat hadden moeten opleveren. De mededeling van verweerder dat na deze zoekslag geen documenten zijn aangetroffen, komt de rechtbank niet ongeloofwaardig voor. De rechtbank volgt verweerder ook zijn oordeel dat schriftelijke vragen en artikelen in de media die al openbaar zijn gemaakt, niet nogmaals openbaar hoeven te worden gemaakt.
6. Voorts volgt de rechtbank eiser niet in zijn stelling dat verweerder ten onrechte geen externe deskundige heeft ingeschakeld om te kijken of er nog documenten te achterhalen zijn. Overwogen wordt dat verweerder ter zitting heeft verduidelijkt op welke wijze er in de digitale systemen van verweerder is gezocht. Naar het oordeel van de rechtbank mag er in beginsel op worden vertrouwd dat dit onderzoek voldoende uitgebreid en zorgvuldig is geweest. Uit de uitspraak van de hoogste bestuursrechter van 8 januari 2020 kan niet worden opgemaakt dat een overheidsorgaan altijd een externe deskundige moet inschakelen in zijn zoektocht naar verloren gewaande documenten. [3] In de uitspraak die hieraan voorafging heeft de rechtbank tevens overwogen dat niet is gebleken hoe de zoekopdracht er in het concrete geval heeft uitgezien en of verweerder in het kader van die zoekopdracht een (IT)-specialist heeft geraadpleegd. [4] Zoals onder 5 overwogen heeft verweerder dat in deze zaak wel concreet gemaakt.
7. Eiser heeft, ook ter zitting bij de rechtbank, geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit aannemelijk wordt dat er meer documenten zouden zijn die onder verweerder berusten. Nu niet aannemelijk is geworden dat verweerder niet meer documenten in bezit heeft, concludeert de rechtbank dat de beroepsgronden niet slagen.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. H.A. Abdolbaghai, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 februari 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 7 februari 2019 (ECLI:NL:RBMNE:2019:654).
2.Zie de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 31 juli 2019, (ECLI:NL:RVS:2019:2624).
3.Vgl. de uitspraak van de Afdeling, (ECLI:NL:RVS:2020:31).
4.Uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 7 februari 2019 (ECLI:NL:RBMNE:2019:654).