ECLI:NL:RBDHA:2022:11337

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 november 2022
Publicatiedatum
1 november 2022
Zaaknummer
21/5039
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de status van duurzaam gescheiden leven voor AOW-pensioen en terugvordering door de Sociale Verzekeringsbank

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 1 november 2022, wordt het beroep van eiseres tegen een besluit van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) beoordeeld. Eiseres had in 2020 een AOW-pensioen aangevraagd en stelde dat zij niet meer samenwoonde met haar echtgenoot, met wie zij sinds 1987 gehuwd was. De Svb had haar echter als gehuwde aangemerkt en het AOW-pensioen herzien naar de norm van een gehuwde, wat resulteerde in een terugvordering van € 2.069,25. Eiseres ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank oordeelde dat de Svb terecht had geoordeeld dat er geen sprake was van duurzaam gescheiden leven. De rechtbank concludeerde dat de financiële verwevenheid tussen eiseres en haar echtgenoot, waaronder gezamenlijke eigendom van de woning en gezamenlijke bankrekening, in de weg stond aan de kwalificatie van duurzaam gescheiden leven. Eiseres had weliswaar aangegeven dat zij apart woonden, maar de rechtbank oordeelde dat de feitelijke omstandigheden, zoals het gezamenlijk betalen van de hypotheeklasten en het regelmatig contact, wezenlijk waren voor de beoordeling. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de Svb het teruggevorderde bedrag mocht eisen. Eiseres kreeg geen proceskosten vergoed en het griffierecht werd niet teruggegeven. De uitspraak benadrukt de strenge criteria die de Centrale Raad van Beroep hanteert voor de beoordeling van duurzaam gescheiden leven.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/5039

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 november 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (de Svb)

(gemachtigde: J.Y. van den Berg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van de Svb van 18 december 2020 (het primaire besluit). De Svb heeft eiseres in dat besluit aangemerkt als een gehuwde, het toegekende Algemene Ouderdomswet pensioen (AOW) herzien naar de norm van een gehuwde en een bedrag van € 2.069,25 (bruto) teruggevorderd.
Met het besluit van 8 juni 2021 (bestreden besluit) is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft het beroep op 20 september 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigde van de Svb.

Beoordeling door de rechtbank

Wat aan de procedure vooraf ging
2. Eiseres heeft op 18 maart 2020 een AOW-pensioen aangevraagd. Zij heeft daarbij aangegeven niet meer samen te zijn met haar echtgenoot, met wie zij sinds 1 juli 1987 gehuwd is. Vervolgens is aan eiseres een AOW-pensioen toegekend met ingang van 26 juni 2020 naar de norm van een alleenstaande.
Na onderzoek door de Svb, waarvan de resultaten zijn neergelegd in de handhavingsrapportage van 8 december 2020, heeft Svb het primaire besluit genomen. Dat besluit is in het bestreden besluit gehandhaafd.
De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit aan de hand van de argumenten die eiseres daartegen heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Het beoordelingskader
3. Op grond van artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW wordt voor de toepassing van de AOW als ongehuwd mede aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is.
De Centrale Raad van Beroep (CRvB) legt het begrip duurzaam gescheiden leven als volgt uit (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 24 juni 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1453). Gehuwde mensen leven pas duurzaam gescheiden als aan al de volgende voorwaarden is voldaan:
a. a) ten minste één van hen wil de huwelijkse samenleving verbreken;
b) ieder van hen leidt afzonderlijk een eigen leven alsof hij of zij niet met de ander is gehuwd;
c) ten minste één van hen bedoelt deze situatie als blijvend.
Of aan deze voorwaarden wordt voldaan, moet blijken uit de feitelijke omstandigheden.
Daarvoor is niet genoeg dat betrokkenen hun hoofdverblijf niet hebben in dezelfde woning. De huwelijkse samenleving kan namelijk bestaan zonder dat de echtgenoten samenwonen. Voor de beoordeling of mensen duurzaam gescheiden leven is verder niet van belang om welke redenen zij de huwelijkse samenleving niet (of nog niet, niet meer of niet opnieuw) hebben verbroken. De CRvB is bij deze beoordeling erg streng (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 14 april 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:822).
Volgens het beleid van verweerder worden, om vast te stellen of sprake is van duurzaam gescheiden leven, de volgende punten onderzocht:
- of de wil bestaat om weer te gaan samenleven;
- in welke mate de echtgenoten nog sociaal contact hebben;
- of sprake is van financiële verstrengeling;
- hoe de echtgenoten zich naar de buitenwereld presenteren; en
- of sprake is van (wederzijdse) zorg, noodzakelijke zorg uitgezonderd.
Duurzaam gescheiden leven?
4. Vaststaat dat eiseres en haar echtgenoot gehuwd zijn sinds 1 juli 1987 en dat zij niet officieel zijn gescheiden. Voor de vraag of sprake is van duurzaam gescheiden leven als hiervoor bedoeld, is de situatie in de periode in geding (26 juni 2020, de ingangsdatum van de herziening, tot en met 18 december 2020, datum van het primaire besluit) bepalend. Eventuele wijzigingen in hun situatie na de periode in geding zijn hier niet van belang.
5. De rechtbank overweegt als volgt. Uit de onder 2 bedoelde handhavingsrapportage blijkt dat de echtgenoot van eiseres vanaf 2015 is ingeschreven op een ander adres. Eiseres heeft op een vragenlijst in april 2020 ingevuld dat zij in de gezamenlijke woning is blijven wonen nadat haar echtgenoot bij haar is weggegaan. De echtelijke woning is nog steeds hun gezamenlijk eigendom. Zij zijn niet officieel gescheiden. Hun dochter en kleinkind wonen bij eiseres en eiseres hoopt te verhuizen naar een kleinere woning zodra haar dochter een eigen woning heeft, vermeldt de vragenlijst. Ter zitting heeft eiseres daarop aangevuld dat ook haar zoon weer tijdelijk bij haar woont. In de vragenlijst is verder vermeld dat haar echtgenoot eens per veertien dagen komt eten in verband met hun kleindochter en dat zij elkaar dan ontmoeten bij eiseres thuis. In de vragenlijst is ook vermeld dat er (op dat moment) een gezamenlijke bankrekening was, waarvan de lasten van het huis werden betaald. De man betaalde maandelijks € 700,- en eiseres € 500,-. Er werd ook gezamenlijk aangifte gedaan voor de inkomstenbelasting.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder eiseres terecht als gehuwd heeft aangemerkt voor de AOW. Uit het feit dat de echtgenoot van eiseres de echtelijke woning verliet volgt niet automatisch dat vanaf dat moment sprake is van duurzaam gescheiden leven als bedoeld in de AOW. De rechtbank onderkent dat eiseres en haar echtgenoot lange tijd apart van elkaar wonen, dat uit het dossier blijkt dat zij niet van plan zijn om weer samen te gaan wonen en zij in beperkte mate contact met elkaar hebben. Met name de bestaande financiële verstrengeling staat echter aan het aannemen van duurzaam gescheiden leven in de weg. Eiseres en haar echtgenoot zijn nog steeds gezamenlijk eigenaar van de echtelijke woning. Zij betalen samen de maandelijkse lasten van deze woning, waarbij de ex-partner het grootste deel betaalt. Eiseres heeft ter zitting verklaard dat zij wel zou willen scheiden maar dat dit niet kan. Er is voor de bestaande constructie gekozen omwille van (de woonsituatie van) haar dochter/de kinderen. Eiseres kan pas verhuizen naar een kleinere woning als de kinderen een eigen woning hebben gevonden, hetgeen gelet op de huidige woningmarkt moeilijk is. Dit leidt echter niet tot een ander oordeel, nu immers voor de beoordeling of sprake is van duurzaam gescheiden leven niet van belang is om welke redenen de huwelijkse samenleving niet is verbroken. Daarnaast heeft de Svb ook mogen meewegen dat op de vragenlijst is ingevuld dat er nog regelmatig contact tussen eiseres en haar echtgenoot is. Vermeld is dat de echtgenoot in verband met de kleindochter eens in de twee weken bij eiseres komt eten. Dat duidt op een bepaalde vorm van zorg. Eiseres heeft pas in beroep aangevoerd dat zij en haar echtgenoot elkaar zo goed als nooit ontmoeten. Hoe die stelling zich verhoudt tot wat op de vragenlijst is ingevuld is niet duidelijk. Verweerder heeft voor de periode in geding kunnen uitgaan van wat er op de vragenlijst is ingevuld. Voor zover eiseres met deze beroepsgrond terugkomt op hetgeen zij op de vragenlijst heeft ingevuld, dan had moeten worden toegelicht waarom de vragenlijst niet juist is ingevuld. Die toelichting ontbreekt. Eiseres heeft verder aangevoerd dat niet langer sprake is van een gezamenlijke bankrekening. Voor zover de gezamenlijke rekening in de periode in geding of kort daarna is opgeheven, maakt dat enkele feit het oordeel niet anders. Het voorgaande betekent dat eiseres voor de AOW niet kan worden aangemerkt als iemand die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie zij gehuwd is. Mocht de feitelijke situatie substantieel wijzigen, dan kan eiseres de Svb opnieuw verzoeken om aanpassing van haar pensioen.
7. Volgens het beleid van de Svb wordt niet tot herziening met volledige terugwerkende kracht overgegaan als de uitkeringsgerechtigde al zijn of haar verplichtingen is nagekomen en niet heeft kunnen begrijpen dat de uitkering ten onrechte of tot een te hoog bedrag werd verleend. Naar het oordeel van de rechtbank had het eiseres gezien haar positie als gehuwde redelijkerwijs duidelijk kunnen zijn dat aan haar ten onrechte een AOW-uitkering voor een ongehuwde was toegekend. Verweerder heeft daarom geen aanleiding hoeven zien om op grond van dat beleid af te zien van herziening.
8. Verweerder is verplicht het te veel betaalde bedrag van eiseres terug te vorderen. Enkel dringende redenen kunnen reden zijn om hier van af te zien. Volgens vaste jurisprudentie is van dringende redenen alleen sprake als de terugvordering onaanvaardbare sociale of financiële gevolgen heeft. Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken. Tegen de terugvordering zijn ook geen afzonderlijke gronden aangevoerd.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. De Svb hoeft geen proceskosten te betalen en eiseres krijgt het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.M. de Keuning, rechter, in aanwezigheid van mr. H.J. Verspuij-Fung, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 november 2022.
- De griffier is verhinderd om de
uitspraak te ondertekenen -
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.