ECLI:NL:RBDHA:2022:1131
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Marokkaanse minderjarige met problemen door maffia
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 januari 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Marokkaanse minderjarige. De eiser, die problemen heeft gehad met de maffia in Marokko, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de door eiser gestelde problemen niet geloofwaardig werden geacht. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag bevestigd, waarbij werd opgemerkt dat eiser rechtmatig verblijf heeft gekregen door het verlenen van (voorlopig) uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. Dit betekent dat er geen sprake is van illegaal verblijf en dat er geen terugkeerbesluit kon worden opgelegd.
De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat de besluitvorming zorgvuldig heeft plaatsgevonden. Eiser had tijdens zijn asielprocedure verschillende verklaringen afgelegd over zijn verleden, waaronder mishandeling door de politie en bedreigingen door de maffia. De rechtbank oordeelde echter dat de verklaringen van eiser niet voldoende onderbouwd waren en dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt had gesteld dat de asielaanvraag kennelijk ongegrond was. De rechtbank heeft ook de argumenten van eiser over de besluitvormingsprocedure en de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas verworpen.
De rechtbank concludeerde dat de eiser onvoldoende had aangetoond dat hij in gevaar verkeerde en dat de afwijzing van zijn asielaanvraag terecht was. De uitspraak werd gedaan door mr. J. Boerlage-van den Bosch, in aanwezigheid van griffier mr. M.J.C. ten Hoopen. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.