ECLI:NL:RBDHA:2022:11262

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 oktober 2022
Publicatiedatum
31 oktober 2022
Zaaknummer
22/1894
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onvoorwaardelijk strafontslag van politieambtenaar wegens plichtsverzuim met verminderde toerekenbaarheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 oktober 2022 uitspraak gedaan in het beroep van eiser, een politieambtenaar, tegen zijn onvoorwaardelijk strafontslag wegens plichtsverzuim. Eiser was sinds 2006 in dienst en had te maken met ernstige beschuldigingen van mishandeling en bedreiging, die leidden tot een disciplinaire procedure. De rechtbank oordeelde dat de gedragingen van eiser, waaronder het niet melden van huiselijk geweld en het niet naleven van afspraken, in enige mate aan hem konden worden toegerekend, ondanks zijn PTSS. De rechtbank concludeerde dat de disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag niet onevenredig was, gezien de ernst van het plichtsverzuim en de impact op het functioneren binnen de politie. Eiser had onvoldoende rekening gehouden met de gevolgen van zijn gedrag en de rechtbank oordeelde dat het voortzetten van zijn dienstverband niet aan de maatschappij uit te leggen zou zijn. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, waardoor het ontslagbesluit in stand bleef.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/1894
uitspraak van de meervoudige kamer van 27 oktober 2022 in de zaak tussen
[eiser], uit [woonplaats] , eiser
(gemachtigde: mr. D. Duijvelshoff),
en
de korpschef van politie(verweerder)
(gemachtigde: J.A. Buizer).
Inleiding
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de oplegging van de disciplinaire straf van onvoorwaardelijk strafontslag. Met het bestreden besluit van
10 februari 2022 op het bezwaar van eiser is verweerder bij het ontslagbesluit gebleven.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 15 september 2022 op zitting behandeld. Eiser was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, alsmede door mr. [A] .
Overwegingen
Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser was sinds 2006 in dienst van verweerder, laatstelijk werkzaam als inspecteur in de functie [functienaam] . Verweerder heeft bij besluit van 1 september 2021 eiser onvoorwaardelijk strafontslag verleend vanwege niet integere en onprofessionele gedragingen. Eiser kan zich niet met het ontslag verenigen.
Wat ging aan deze zaak vooraf?
2. Bij eiser is op 27 januari 2010 een posttraumatische stresstoornis (PTSS) vastgesteld. Bij besluit van 25 april 2018 is deze PTSS erkend als beroepsziekte.
3. Op 25 februari 2020 heeft [B] (hierna te noemen [B] .), (ex-)partner van eiser, melding van agressief gedrag van eiser en aangifte van mishandeling en bedreiging door eiser, gedaan. Naar aanleiding hiervan zijn ten aanzien van eiser ordemaatregelen getroffen, is een strafrechtelijk onderzoek gestart en een disciplinair onderzoek ingesteld.
4. Op 22 juli 2020 is van het disciplinaire onderzoek een rapport uitgebracht.
5. Bij strafbeschikking van 12 augustus 2020 heeft de officier van justitie vastgesteld dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling, gepleegd in de periode van 29 mei 2018 tot en met 25 februari 2020, en verbale bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht/zware mishandeling, gepleegd in de periode van 1 oktober 2017 tot en met
25 februari 2020. Voor deze misdrijven is eiser een meldplicht en een behandelingsverplichting voor de duur van een jaar opgelegd.
Eiser heeft tegen de strafbeschikking geen rechtsmiddel ingesteld.
6. Op 29 januari 2021 heeft verweerder eiser een voornemen tot strafontslag wegens plichtsverzuim uitgereikt. Het plichtsverzuim bestaat uit de volgende gedragingen van eiser:
a. Het opzettelijk niet nakomen van de afspraak (mondeling) van de teamchef en de opdracht (schriftelijk) van het sectorhoofd om geen contact te zoeken met [B] ;
[D] Het uitschelden, bedreigen en mishandelen van [B] .;
c. Het uitschelden, dreigen haar het huis uit te zetten en financieel kapot te maken van (ex-partner) [C] (hierna te noemen [C] ), een (verbaal) dreigende houding aan te nemen en [C] te mishandelen door haar te slaan en haar keel dicht te knijpen;
d. Het uitschelden, een (verbaal) dreigende houding aan te nemen en (ex-partner en politieagent) [D] (hierna te noemen [D] ) te mishandelen door haar onder meer te slaan op haar kin;
e. Het niet melden van huiselijk geweld van eiser tegen een collega, te weten [D] ;
f. Het niet melden van huiselijk geweld tegen [C] en [B] .;
g. Eiser heeft het huiselijk geweld niet gemeld, zelf geen hulp gezocht en ingeschakeld en daardoor voor zichzelf bewust geaccepteerd dat het huiselijk geweld tegen achtereenvolgens [D] , [C] en [B] . zich heeft voortgezet over een periode van vijf jaar.
7. Verweerder heeft naar aanleiding van de door eiser in de zienswijze overgelegde medische informatie een onderzoek naar de toerekenbaarheid laten uitvoeren door psycholoog ’t Hoen (hierna: de psycholoog). Op 21 juli 2021 is van dit onderzoek een rapport uitgebracht, waarin is geconcludeerd dat de door eiser ervaren problemen goeddeels te herleiden zijn tot de bij hem vastgestelde PTSS. De psycholoog heeft geadviseerd de als plichtsverzuim verweten gedragingen b, c, en d aan eiser in een verminderde mate toe te rekenen, en de gedragingen a, e, f, en g eiser in enigszins verminderde mate toe te rekenen.
Wat heeft verweerder besloten?
8. Verweerder heeft zich in het ontslagbesluit op het standpunt gesteld dat de PTSS van eiser niet tot de conclusie leidt dat de in het voornemen genoemde zevental gedragingen eiser in het geheel niet zijn toe te rekenen. De gedragingen zijn eiser weliswaar in meer of mindere mate verminderd toe te rekenen, maar de ernst, omvang en tijdsduur van de gedragingen maken dat voortzetting van de dienstverband van eiser bij de politie ongewenst is. Het strafontslag is op zijn plaats. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het ontslagbesluit ongewijzigd gehandhaafd.
Wat stelt eiser in beroep?
9. Eiser heeft op zitting verklaard dat hij het plichtsverzuim niet betwist. Eiser vindt dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de omstandigheden waaronder het plichtsverzuim heeft plaatsgevonden en in het verlengde daarvan met de conclusies van het rapport van de psycholoog. Het plichtsverzuim kan eiser niet, in ieder geval niet volledig, worden toegerekend. Een onvoorwaardelijk strafontslag is daarom een te zware straf.
Wat zijn de regels?
10. De regels staan in de bijlage. De bijlage maakt deel van de uitspraak.
Wat is het oordeel van de rechtbank?

Plichtsverzuim

11. Verweerder heeft op basis van deugdelijk vastgestelde gegevens de gedragingen a tot en met g op goede gronden als plichtsverzuim aangemerkt. Dit is ook niet betwist.

Verminderde toerekenbaarheid

12. De vraag of het plichtsverzuim is aan te merken als toerekenbaar plichtsverzuim, is volgens vaste jurisprudentie van de hoogste bestuursrechter in ambtenarenzaken [1] , een vraag naar de juridische kwalificatie van het betrokken feitencomplex. Voor de toerekenbaarheid is niet van doorslaggevende betekenis of het gedrag psychopathologisch verklaard kan worden, maar of betrokkene ten tijde van de gedragingen in staat was de ontoelaatbaarheid daarvan in te zien (de “gewetensfunctie”) en overeenkomstig dit inzicht te handelen en dus de gedragingen achterwege te laten.
13. De rechtbank is van oordeel dat het rapport van 21 juli 2021 een inzichtelijke en gedegen gemotiveerde beantwoording van de gestelde vragen geeft. Uit de conclusies [2] in het rapport volgt dat eiser op de hoogte van de ontoelaatbaarheid van zijn gedrag was, maar dat eiser, als gevolg van de PTSS, ten tijde van de gedragingen onvoldoende in staat was naar dit besef te handelen. Dit is veel minder het geval voor de verweten gedragingen a, e, f en g, volgens de psycholoog. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat met betrekking tot de laatstgenoemde gedragingen niet kan worden gezegd dat het plichtsverzuim eiser in het geheel niet kan worden toegerekend.
14. Eiser functioneerde ten tijde van de gedragingen a, e, f en g goed en adequaat op het werk en had in de betreffende periode van vijf jaar ook vele momenten waarop hij zich goed voelde en niet boos was. Daardoor kan niet worden gezegd dat de PTSS zijn handelen bij het plegen van de gedragingen a, e, f en g volledig beïnvloedde. Uit de stukken uit het disciplinair onderzoek, met name WhatsApp- en e-mailberichten van eiser, blijkt ook dat eiser in veel gevallen vlak na de incidenten besefte dat hij verkeerd gehandeld had en voor zijn gedrag excuses aanbood. Ook wist eiser vanuit zijn functie dat hij gedragingen als omschreven onder onderdelen b, c en d van het plichtsverzuim, moest melden. Dat hij daar in het geheel niet naar kon handelen, volgt niet uit het rapport van de psycholoog. Door het huiselijk geweld niet te melden en geen hulp voor zijn PTSS te zoeken, heeft eiser de situatie zoals omschreven onder onderdeel g van het plichtsverzuim, jarenlang laten voortduren. Dat eiser geen keuze hierin had, volgt de rechtbank niet, gezien de grote hoeveelheid hem verweten feiten, de tijdspanne waarin deze zijn gepleegd en het besef bij eiser van de ontoelaatbaarheid daarvan.
15. Nu uit het rapport volgt dat onderdelen a, e, f en g van het plichtsverzuim eiser in enige mate (ten dele) toe te rekenen zijn, is verweerder bevoegd eiser voor dit plichtsverzuim een disciplinaire straf op te leggen. [3]

Evenredigheid

16. De rechtbank is van oordeel dat verweerder bij het bepalen van de disciplinaire straf gebleven is binnen de grenzen van de evenredigheid. Gelet op de ernst, de omvang en de tijdsduur van het plichtsverzuim, onderdelen a, e, f en g, de betekenis hiervan voor het functioneren van eiser binnen de politie en de terecht door verweerder gestelde eisen van integriteit, betrouwbaarheid en verantwoordelijkheid aan politieambtenaren, is de disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag – ook al sprake is van enigszins verminderde mate van toerekenbaarheid – niet onevenredig aan de aard en de ernst van het plichtsverzuim.
17. Er is sprake van dermate ernstige gedragingen, dat eiser als politieman had moeten inzien dat hij deze moest melden en hulp moest zoeken. Eiser heeft door dat niet te doen en zijn (doorgaand) gedrag, dat al in bredere kring bekend was geworden, het in hem als politieambtenaar te stellen vertrouwen in ernstige mate geschonden en imagoschade aan het politieapparaat toegebracht. Van verweerder kan daarom in redelijkheid niet worden gevergd om eiser een lichtere disciplinaire straf op te leggen, nu het voortzetten van het dienstverband van eiser bij de politie, niet aan de maatschappij uit te leggen zou zijn en tot meer imagoschade zou leiden.
18. Voor zover eiser in verband met zijn PTSS een beroep op schending van de nazorgplicht doet, leidt dit niet tot een ander oordeel. Verweerder heeft gemotiveerd gesteld dat eiser bekend was met de voor hem aanwezige hulplijnen en daarvan gebruik had kunnen maken.
Conclusie
19. Nu het plichtsverzuim, onderdelen a, e, f en g, de opgelegde straf van onvoorwaardelijk strafontslag rechtvaardigt, komt de rechtbank niet toe aan een beoordeling van de vraag of verweerder de overige, onder 6 genoemde, gedragingen (b, c en d) terecht als toerekenbaar plichtsverzuim heeft aangemerkt.
20. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het ontslagbesluit in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H. Smits, voorzitter, en mr. drs. J.J.P. Bosman en
mr. J.S. van Duurling, leden, in aanwezigheid van mr. I.N. Powell, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 oktober 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
BIJLAGE
Besluit algemene rechtspositie politie
Artikel 76
1. De ambtenaar die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, kan disciplinair worden gestraft.
2. Plichtsverzuim omvat zowel het overtreden van een voorschrift als het doen of nalaten van iets dat een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.
Artikel 77
1. Aan de ambtenaar, met uitzondering van de vrijwillige ambtenaar, kunnen de volgende straffen worden opgelegd:
(…)
j. ontslag.
(…).
Artikel 82
De straf, behalve die van schriftelijke berisping, wordt niet ten uitvoer gelegd zolang zij niet onherroepelijk is geworden, tenzij bij het opleggen van de straf is bevolen dat deze onmiddellijk ten uitvoer wordt gelegd.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 17 september 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:3164) van de Centrale Raad van Beroep (CRvB).
2.Pagina’s 27 en 28 (vraag 3 en vraag 4).
3.Vergelijk de uitspraak van 11 juli 2002 van de CRvB (ECLI:NL:CRVB:2002:BJ6222).