ECLI:NL:RBDHA:2022:10859

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 oktober 2022
Publicatiedatum
21 oktober 2022
Zaaknummer
NL22.20080
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en voortvarendheid in vreemdelingenrechtelijke procedures

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 oktober 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Cubaanse vreemdeling. De eiser, die in beroep ging tegen het voortduren van de maatregel van bewaring, had op 6 juni 2022 deze maatregel opgelegd gekregen op grond van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en dat er geen nieuwe gronden zijn aangevoerd die de rechtmatigheid van de maatregel in twijfel trekken. De rechtbank heeft de beroepsgrond van de eiser, dat verweerder niet voortvarend handelt en dat er geen zicht op uitzetting is, verworpen. De rechtbank concludeert dat verweerder zich inspant om het vertrek van eiser te realiseren en dat eiser zelf geen medewerking verleent aan het aantonen van zijn nationaliteit en identiteit. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.20080

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. A. Alam-Khan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Verweerder heeft op 6 juni 2022 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft daarop niet gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 13 oktober 2022 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en de Cubaanse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Hierbij wordt verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 21 juni 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:6124. Vervolgens is al een eerder vervolgberoep ingediend. Hierbij wordt verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 19 augustus 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:8503. Uit de laatstgenoemde uitspraak volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. In het pro forma beroepschrift heeft eiser als beroepsgrond aangevoerd dat verweerder niet voortvarend handelt en dat er geen zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn is. Deze beroepsgrond is niet nader toegelicht en er zijn geen aanvullende gronden ingediend.
5. In het vorige beroep is reeds vastgesteld dat bij verweerder het vermoeden is gerezen dat, anders dan eiser stelt, hij niet afkomstig is uit Cuba maar uit Ghana. Op 19 juli 2022 is naar aanleiding daarvan een laissez-passeraanvraag verstuurd aan de diplomatieke vertegenwoordiging van Ghana.
6. Uit het voortgangsrapport (M120) blijkt dat verweerder zich inspant om het vertrek van eiser te realiseren. Op 28 juli, 18 augustus, 8 september en 30 september 2022 heeft verweerder een rappel verstuurd aan de diplomatieke vertegenwoordiging van Ghana en op 28 september 2022 is eiser aan hen gepresenteerd. Daarnaast heeft verweerder op 28 september 2022 een laissez-passeraanvraag verstuurd aan de diplomatieke vertegenwoordiging van Cuba, uitsluitend om een schriftelijke bevestiging te verkrijgen dat eiser de Cubaanse nationaliteit niet bezit. Voorts blijkt uit de verslagen van de meest recent gevoerde vertrekgesprekken van 19 augustus en 21 september 2022 dat eiser geen inspanningen verricht om zijn nationaliteit en identiteit aan te tonen en dat hij niet bereid is om zelfstandig zijn vertrek te realiseren. Dit komt voor rekening en risico van eiser en kan niet leiden tot de conclusie dat zicht op uitzetting in objectieve zin ontbreekt. In wat eiser aanvoert, ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering is of dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan de verwijdering uit Nederland.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.