ECLI:NL:RBDHA:2022:10859
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewaring en voortvarendheid in vreemdelingenrechtelijke procedures
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 oktober 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Cubaanse vreemdeling. De eiser, die in beroep ging tegen het voortduren van de maatregel van bewaring, had op 6 juni 2022 deze maatregel opgelegd gekregen op grond van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en dat er geen nieuwe gronden zijn aangevoerd die de rechtmatigheid van de maatregel in twijfel trekken. De rechtbank heeft de beroepsgrond van de eiser, dat verweerder niet voortvarend handelt en dat er geen zicht op uitzetting is, verworpen. De rechtbank concludeert dat verweerder zich inspant om het vertrek van eiser te realiseren en dat eiser zelf geen medewerking verleent aan het aantonen van zijn nationaliteit en identiteit. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.