ECLI:NL:RBDHA:2022:10763
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 februari 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning asiel. De aanvraag was door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk verklaard. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. I.K. Kolev, had beroep ingesteld tegen dit besluit. Tijdens de zitting op 21 februari 2022, waar eiser en zijn gemachtigde niet verschenen, heeft de rechtbank de zaak behandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 9 februari 2022 met onbekende bestemming is vertrokken en geen contact heeft onderhouden met zijn gemachtigde. Dit leidde tot de conclusie dat eiser kennelijk geen prijs meer stelde op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. De rechtbank oordeelde dat eiser geen rechtens te beschermen belang meer had bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep, waardoor het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. J.H. Lange, in aanwezigheid van griffier mr. A.M. Zwijnenberg. De uitspraak is bekendgemaakt op 22 februari 2022, en er is een rechtsmiddel mogelijk binnen één week na bekendmaking.