ECLI:NL:RBDHA:2022:10763

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 februari 2022
Publicatiedatum
19 oktober 2022
Zaaknummer
NL22.1404
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 februari 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning asiel. De aanvraag was door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk verklaard. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. I.K. Kolev, had beroep ingesteld tegen dit besluit. Tijdens de zitting op 21 februari 2022, waar eiser en zijn gemachtigde niet verschenen, heeft de rechtbank de zaak behandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 9 februari 2022 met onbekende bestemming is vertrokken en geen contact heeft onderhouden met zijn gemachtigde. Dit leidde tot de conclusie dat eiser kennelijk geen prijs meer stelde op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. De rechtbank oordeelde dat eiser geen rechtens te beschermen belang meer had bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep, waardoor het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. J.H. Lange, in aanwezigheid van griffier mr. A.M. Zwijnenberg. De uitspraak is bekendgemaakt op 22 februari 2022, en er is een rechtsmiddel mogelijk binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.1404
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. I.K. Kolev),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. T. Pourjalili).

Procesverloop

Bij besluit van 24 januari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL22.1405, op 21 februari 2022 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of eiser procesbelang heeft bij het beroep. In zijn bericht van 14 februari 2022 heeft verweerder naar voren gebracht dat eiser op 9 februari 2022 met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van
eiser heeft de rechtbank daarop op 16 februari 2022 gemeld dat er sinds drie weken geen contact meer is met eiser en dat zijn huidige verblijfplaats onbekend is. Ook heeft de gemachtigde van eiser aangegeven dat hij en eiser niet ter zitting zullen verschijnen.
3. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS), onder meer van 22 januari 20141 en 22 januari 20192, blijkt dat als de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken zonder contact te onderhouden met zijn gemachtigde wordt geconcludeerd dat hij kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. In dat geval heeft de vreemdeling geen rechtens te beschermen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het ingestelde beroep, aldus de ABRvS.
4. Gezien de hiervoor genoemde omstandigheden neemt de rechtbank aan dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken en dat hij geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiser geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit.
5. Gelet op het voorgaande is het beroep niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 februari 2022 door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Zwijnenberg, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
22 februari 2022

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.