ECLI:NL:RBDHA:2022:10695

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 oktober 2022
Publicatiedatum
17 oktober 2022
Zaaknummer
SGR 22_5539
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake beslaglegging op bijstandsuitkering

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de wijze van beslaglegging op zijn uitkering. Verzoeker heeft op 18 augustus 2022 bezwaar gemaakt tegen de uitvoering van het beslag door verweerder, het college van burgemeester en wethouders van Katwijk. Verzoeker is vrijgesteld van griffierecht vanwege betalingsonmacht. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 20 september 2022 behandeld, waarbij verzoeker aanwezig was.

De voorzieningenrechter overweegt dat voor het treffen van een voorlopige voorziening op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) onverwijlde spoed vereist is. In dit geval is er sprake van een financieel geschil, maar de voorzieningenrechter stelt vast dat er geen onomkeerbare situatie dreigt, zoals faillissement of acute financiële nood. Verzoeker heeft echter aangevoerd dat hij door de inhouding op zijn uitkering financiële problemen ondervindt, wat leidt tot vertraging in het betalen van zijn huur en andere kosten.

De voorzieningenrechter constateert dat verzoeker een bijstandsuitkering ontvangt, waarvan maandelijks 5% wordt gereserveerd voor vakantietoeslag en een bedrag van € 55,09 wordt ingehouden voor een schuld aan verweerder. Dit resulteert in een uitkering die onder de beslagvrije voet ligt. Gezien de financiële problemen van verzoeker en de gevolgen van de beslaglegging, oordeelt de voorzieningenrechter dat er sprake is van een spoedeisend belang.

De voorzieningenrechter concludeert dat de wijze van beslaglegging in strijd is met de wettelijke regels over de beslagvrije voet. Daarom wordt het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, waarbij verweerder wordt opgedragen om de reservering van 5% voor vakantietoeslag te handhaven, zodat verzoeker niet onder de beslagvrije voet komt te zitten. Er zijn geen proceskosten voor vergoeding in aanmerking komende. De uitspraak is gedaan door mr. K.H. Sanders, in aanwezigheid van mr. S.P. Jadoenathmisier, en is openbaar uitgesproken op 30 september 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/5539

uitspraak van de voorzieningenrechter van 30 september 2022 in de zaak tussen

[verzoeker], uit [woonplaats], verzoeker

en

het college van burgemeester en wethouders van Katwijk, verweerder

(gemachtigde: R.G.W. Paulissen).

Inleiding

In deze uitspraak beslist de voorlopige voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de wijze van beslaglegging op zijn uitkering.
Op 18 augustus 2022 heeft verzoeker bezwaar gemaakt tegen de wijze waarop verweerder uitvoering geeft aan het beslag dat op zijn uitkering is gelegd.
Verzoeker is wegens betalingsonmacht vrijgesteld van de verplichting om griffierecht te betalen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 20 september 2022 op zitting behandeld. Hieraan heeft verzoeker deelgenomen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als “onverwijlde spoed” dat vereist. Bij een financieel geschil, zoals in deze zaak, is dat niet snel het geval. Als er geen onomkeerbare situatie dreigt, bijvoorbeeld faillissement, of acute financiële nood is, neemt de voorzieningenrechter aan dat spoedeisend belang ontbreekt, zodat hij alleen al daarom geen voorlopige voorziening treft.
2. Verzoeker heeft aangevoerd dat hij door de inhouding op zijn uitkering financiële problemen ondervindt. De huur van zijn huis en andere kosten betaalt hij altijd met vertraging, met incassokosten en andere problemen tot gevolg. Ter zitting heeft hij daaraan toegevoegd dat hij zijn huur en zijn ziektekostenverzekering de afgelopen twee maanden niet heeft betaald en dat zijn telefoon wegens betalingsachterstanden is afgesloten.
3. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoeker een bijstandsuitkering naar de norm van een alleenstaande ontvangt. Maandelijks wordt daarvan een bedrag ter hoogte van 5% gereserveerd voor de vakantietoeslag. Verder wordt daarop sinds 1 juni 2021 maandelijks een bedrag van € 55,09 ingehouden in verband met de schuld die verzoeker aan verweerder heeft. Het gevolg hiervan is dat verzoeker nu al bijna veertien maanden lang maandelijks een bedrag ter hoogte van 90% van de voor hem geldende bijstandsnorm ontvangt. Dat bedrag ligt onder de beslagvrije voet. Onder deze omstandigheden en gelet op wat verzoeker ter zitting heeft verklaard acht de voorzieningenrechter het aannemelijk dat verzoeker in toenemende mate in de financiële problemen is gekomen en dat er een financiële noodsituatie is ontstaan. De voorzieningenrechter neemt daarom aan dat er sprake is van een spoedeisend belang.
4. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de wijze waarop verweerder uitvoering geeft aan het beslag dat op de uitkering van verzoeker is gelegd in strijd met de wettelijke regels over de beslagvrije voet. Deze bedraagt voor verzoeker 95% van de voor hem geldende bijstandsnorm. Hierboven is reeds overwogen dat verweerder op de bijstandsuitkering van verzoeker maandelijks een bedrag van € 55,09 inhoudt. Daarnaast wordt maandelijks 5% van de uitkering gereserveerd voor de vakantietoeslag. Deze handelwijze leidt ertoe dat verzoeker maandelijks een bedrag ter hoogte van 90% van de voor hem geldende bijstandsnorm ontvangt. Dat bedrag is dus lager dan de beslagvrije voet, die, zo blijkt uit de memorie van toelichting bij de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet, juist in het leven is geroepen om te waarborgen dat mensen voldoende middelen overhouden om in de (basale) kosten van levensonderhoud te kunnen voorzien (TK 34 628, nr. 3, p. 1). Bij dat uitgangspunt past niet dat een maandinkomen onder die beslagvrije voet uitkomt. [1]
5. Gelet op wat onder 4 is overwogen ziet de voorzieningenrechter aanleiding het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen. De voorzieningenrechter zal bepalen dat verweerder op de uitkering van verzoeker maandelijks de reservering van 5% voor de vakantietoeslag inhoudt ter aflossing van zijn schuld. Deze handelwijze is beschreven in de hiervoor genoemde memorie van toelichting (TK 34 628, nr. 3, p. 12) en leidt ertoe dat het bedrag dat verzoeker maandelijks ontvangt niet lager is dan de voor hem geldende beslagvrije voet.
6. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
  • bepaalt dat verweerder ter aflossing van de schuld van verzoeker maandelijks de reservering van 5% voor de vakantietoeslag inhoudt op zijn uitkering.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.H. Sanders, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.P. Jadoenathmisier, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 september 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 11 maart 2020, ECLI:NL:RBMNE:2020:931.