Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.Waar gaat de zaak over?
€ 100 -/-
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak gaat het om de vraag hoe het bedrag dat maandelijks aan schuldeisers moet worden afgedragen bij beslag op een uitkering, moet worden berekend wanneer er een reservering voor vakantiegeld wordt ingehouden. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de reservering voor vakantiegeld eerst van de uitkering moet worden afgetrokken voordat het bedrag dat boven de beslagvrije voet uitkomt, aan de schuldeisers kan worden afgedragen. De eiser, de bewindvoerder van mevrouw [A], is van mening dat de gemeente bij de berekening van het bedrag dat aan Ziggo moet worden afgedragen, moet uitgaan van de uitkering minus de reservering voor vakantiegeld. De kantonrechter is het met de bewindvoerder eens dat het inkomen van mevrouw [A] niet onder de beslagvrije voet mag zakken, maar wijst de vorderingen van de bewindvoerder af omdat deze niet toewijsbaar zijn. De kantonrechter legt uit dat de gemeente de juiste rekenmethode moet volgen, maar dat de vorderingen van de bewindvoerder niet tegen Ziggo kunnen worden ingesteld, omdat Ziggo niet verantwoordelijk is voor de afdracht door de gemeente. De kantonrechter compenseert de proceskosten, zodat beide partijen hun eigen kosten dragen.