Overwegingen
1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedag] 1992 en de Nigeriaanse nationaliteit te hebben. Eiser heeft op 19 januari 2019 een asielaanvraag ingediend. Deze aanvraag heeft verweerder bij besluit van 5 juni 2019 niet in behandeling genomen. Het door eiser daartegen ingestelde beroep is ongegrond verklaard.Eiser is vervolgens met onbekende bestemming vertrokken. Op 3 september 2020 heeft eiser een opvolgende asielaanvraag ingediend.
2. Eiser heeft aan zijn opvolgende asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij homoseksueel is. Eiser had in zijn land van herkomst een relatie met een man genaamd [naam vriend]. Zij zijn betrapt door een groep mannen terwijl zij gemeenschap hadden. Eiser en [naam vriend] zijn vervolgens door deze groep ernstig mishandeld. Eiser is het vervolgens gelukt om te ontsnappen. Omdat homoseksualiteit in Nigeria strafbaar is, was dit incident voor eiser de reden om zijn land te verlaten. Eiser vreest bij terugkeer een gevangenisstraf of te worden gedood.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Eisers gestelde homoseksuele gerichtheid;
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond.Verweerder heeft het eerste element geloofwaardig gevonden en het tweede en derde element ongeloofwaardig. Verweerder vindt dat eiser vage, summiere en oppervlakkige verklaringen heeft afgelegd over zijn geaardheid en de ontdekking hiervan. Eiser verklaart daarnaast oppervlakkig over de relatie die hij heeft gehad met [naam vriend].
Verweerder volgt niet dat eiser tijdens het gehoor de vragen niet begreep en dat eiser daarom oppervlakkig heeft verklaard. Eiser wordt daarom door verweerder ook niet gevolgd in zijn aanvullende verklaringen in de correcties en aanvullingen over zijn geaardheid en de ontdekking daarvan. Ook stelt verweerder dat de verklaring van [naam medewerker] van LGBT Asylum Support van 11 mei 2022 en de foto’s die eiser heeft overgelegd, de geaardheid van eiser niet aannemelijk maken. Verweerder overweegt verder dat eiser over zijn relatie met [naam 3] summiere verklaringen heeft gelegd. Het incident waarbij eiser is betrapt terwijl hij gemeenschap had met [naam vriend] acht verweerder niet geloofwaardig omdat verweerder niet volgt dat eiser een relatie had met [naam vriend]. Daarnaast heeft eiser bevreemdende verklaringen afgelegd over de betrapping. Verweerder concludeert dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
4. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Op wat hij hiertegen heeft aangevoerd wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Beroep niet tijdig beslissen.
5. Eiser heeft een beroep niet tijdig beslissen ingediend vanwege het uitblijven van een beslissing op zijn aanvraag. Bij het bestreden besluit heeft verweerder alsnog op de aanvraag beslist. Eiser heeft op 3 juni 2022 beroepsgronden ingediend tegen het bestreden besluit.
6. Niet in geschil is dat verweerder niet tijdig op de asielaanvraag van eiser heeft beslist, dat eiser vervolgens een geldige ingebrekestelling heeft verstuurd, en dat verweerder uiteindelijk pas na het instellen van het onderhavige beroep een besluit heeft genomen.
Eiser heeft het beroep tegen het niet-tijdig beslissen op het bezwaar op zitting ingetrokken en de rechtbank verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank zal dit verzoek inwilligen.
7. Op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit mede betrekking op het alsnog genomen besluit, tenzij dit geheel aan het beroep tegemoet komt. Omdat het bestreden besluit niet tegemoet komt aan het beroep, zal de rechtbank het bestreden besluit hierna inhoudelijk toetsen aan de hand van de door eiser ingediende beroepsgronden.
Correcties en aanvullingen
8. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de correcties en aanvullingen. Deze zijn volgens eiser onterecht niet bij de beoordeling betrokken. Volgens eiser is verweerder hier in strijd met een uitspraak van de Afdelingvan 24 november 2021en de WI2019/17 ten onrechte aan voorbijgegaan.
9. Uit de uitspraak van de Afdeling van 24 november 2021 waarnaar eiser heeft verwezen, volgt dat verweerder niet zonder meer wijzigingen of aanvullingen die naar voren worden gebracht in de correcties en aanvullingen hoeft over te nemen. Verweerder hoeft dit alleen te doen als eiser een deugdelijke verklaring geeft voor het feit dat hij essentiële punten van zijn asielrelaas pas in de correcties en aanvullingen naar voren heeft gebracht.
10. De rechtbank oordeelt dat verweerder niet ten onrechte overweegt dat eiser onvoldoende heeft toegelicht waarom hij deze verklaringen niet heeft kunnen afleggen tijdens het nader gehoor. Bovendien zijn de aanvullende verklaringen van eiser niet van dien aard dat, indien deze aanvullingen door verweerder wel waren betrokken bij de besluitvorming, hadden geleid tot een ander oordeel over de gestelde geaardheid van eiser. Verweerder mocht bij zijn beoordeling uitgaan van het rapport van nader gehoor. Eisers beroepsgrond slaagt dan ook niet.
Geloofwaardigheid homoseksuele geaardheid
11. Eiser voert aan dat verweerder in zijn beoordeling onvoldoende rekening heeft gehouden met het referentiekader van eiser. Eiser benadrukt dat veel van zijn verklaringen zien op de periode tussen zijn elfde en zeventiende jaar. Hierdoor had eiser moeite met de vragen van verweerder tijdens het gehoor. Gelet op eisers leeftijd kan niet van hem verwacht worden dat hij diepgaand verklaart. Eiser beroept zich ter onderbouwing van zijn standpunt op een drietal uitspraken.
12. De rechtbank oordeelt dat uit Afdelingsjurisprudentie volgt dat verweerder bij het horen, maar ook bij het beoordelen en wegen van verklaringen rekening moet houden met de leeftijd van de vreemdeling ten tijde van de gestelde gebeurtenissen. De rechtbank heeft begrip voor het feit dat eiser summier verklaart over de periode dat hij jong was (11 -17 jaar). Dit neemt echter niet weg dat eiser ook summiere verklaringen heeft afgelegd over de periode nadat hij erachter kwam dat hij homoseksueel was (17 jaar). Op dat moment had eiser een relatie met [naam vriend]. Verweerder heeft niet ten onrechte opgemerkt dat eiser ten aanzien van die periode onvoldoende verklaart over wat het met hem deed toen hij erachter kwam dat hij homoseksueel was. Eiser verklaart dat hij wist dat homoseksualiteit verboden was en dat hij en [naam vriend] hun relatie geheim zouden houden.Eiser geeft verder onvoldoende inzicht in zijn gevoel dat hij zijn geaardheid niet kon delen met zijn familie. Dat eiser verklaart dat hij zich eenzaam voelde is hiervoor onvoldoende. Eiser weet voorts dat in zijn geloof homoseksualiteit niet is toegestaan, maar hij verklaart oppervlakkig over zijn gevoelens daarover. Eiser heeft alleen verklaard dat hij er niet tegen kon en niet meer naar de kerk ging.Eiser heeft vanaf zijn zeventiende nog ongeveer zes jaar in Nigeria verbleven. Verweerder heeft niet ten onrechte gesteld dat van eiser verwacht mocht worden dat hij over die periode (vanaf 17 jaar) meer diepgaand zou verklaren.
13. Het beroep van eiser op een drietal uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, leiden niet tot een ander oordeel. Deze uitspraken gaan onder meer over leeftijdsconform horen. In tegenstelling tot de situatie van eiser ging het in die zaken om verklaringen van minderjarigen die op latere leeftijd hun relaas niet goed konden reproduceren en om verklaringen waarbij duidelijk werd aangegeven dat de vragen niet begrepen waren. Zoals hiervoor overwogen heeft eiser niet alleen over de periode tussen zijn elfde en zeventiende levensjaar oppervlakkig en summier verklaard, maar ook over de periode daarna. Eiser heeft daarnaast niet aangegeven de gestelde vragen niet te begrijpen.
14. Eiser voert aan dat verweerder niet van eiser mocht verwachten dat hij meer zou verklaren over de relaties met [naam vriend] en [naam 3]. Volgens hem heeft hij niet oppervlakkig verklaard over zijn toekomstplannen met [naam vriend]. Ook mocht van eiser niet verwacht worden dat hij meer zou vertellen over zijn relatie met [naam 3] nu verweerder hem hierop tijdens het gehoor niet gewezen heeft. De beoordeling van eisers geaardheid heeft voorts in strijd met WI 2019/17 plaatsgevonden. Verweerder gaat er ten onrechte vanuit dat eiser geworsteld heeft met zijn geaardheid. Deze stereotype verwachting mag niet langer worden verlangd. Ter onderbouwing hiervan beroept eiser zich op een tweetal rapporten.
15. De rechtbank oordeelt dat verweerder niet ten onrechte heeft overwogen dat eiser oppervlakkig en summier heeft verklaard over zijn relatie met [naam vriend]. Eiser heeft verklaard dat hij blij was dat hij zijn gevoel met [naam vriend] kon delen, dat het bijzonder is dat zij elkaar goed begrijpen en dat zijn leuke dingen samen deden. Over [naam vriend] verklaart eiser onder meer dat hij aardig en simpel is en niet van ruzie houdt. Eisers verklaringen op dit punt zijn algemeen van aard. Bovendien heeft eiser naar eigen zeggen zes jaar een relatie gehad met [naam vriend] en was hij al geruime tijd daarvoor met hem bevriend. Verweerder heeft gelet hierop van eiser mogen verwachten dat hij meer gedetailleerd kon verklaren over [naam vriend] en hun relatie.
16. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich ook voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eiser over de relatie met [naam 3] oppervlakkig en summier heeft verklaard. Verweerder overweegt niet ten onrechte dat eiser kan vertellen hoe zij elkaar hebben ontmoet en wanneer zij besloten samen te gaan wonen maar dat eiser nalaat inzichtelijk te maken welke gevoelens eiser had bij deze relatie en het ontstaan daarvan. Eiser verklaart verder dat de relatie goed en schitterend was en dat zij samen winkelden. Eiser kan daarover niet concreter vertellen. De rechtbank volgt eiser niet in zijn beroepsgrond dat verweerder tijdens het gehoor kenbaar had moeten maken dat eiser meer moest vertellen over deze relatie. Verweerder wijst er terecht op dat eiser erop is gewezen dat het belangrijk is dat hij zo duidelijk mogelijk verklaart. Ook wijst verweerder er terecht op dat eiser zelf de relatie met [naam 3] naar voren heeft gebracht tijdens het aanmeldgehoor en dat eiser heeft verklaard dat hij meer rust kreeg nadat hij bij [naam 3] was ingetrokken. De stelling van eiser dat hij vanwege angst voor de uitkomst van de procedure moeite had met verklaren over de relatie met [naam 3], heeft verweerder dan ook niet hoeven volgen. Anders dan eiser stelt heeft verweerder bovendien doorgevraagd op de verklaringen die eiser heeft afgelegd over [naam 3] en hun relatie.
17. De rechtbank oordeelt voorts dat uit het gehoor van eiser niet blijkt dat verweerder van eiser verwachtte dat hij weergaf hoe hij geworsteld heeft met zijn geaardheid. De enkele verwijzing van eiser naar de twee rapporten is daarnaast onvoldoende concreet om de conclusie te rechtvaardigen dat verweerder in strijd zou hebben gehandeld met WI 2019/17, dan wel dat bij eiser zou zijn uitgegaan van ondeugdelijke stereotypen. De beroepsgrond slaagt niet.
18
.Eiser heeft ter onderbouwing van zijn geaardheid een verklaring overgelegd van [naam medewerker] van LGBT Asylum support van 11 mei 2022. Eiser stelt dat verweerder deze verklaring volgens de jurisprudentieniet terzijde mag schuiven met de enkele motivering dat de verklaringen van eiser over zijn geaardheid onvoldoende toereikend zijn. Eiser meent verder dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom zijn verklaringen over zijn deelname aan de bijeenkomsten van het COC en Rainbow en over de situatie van LHBTI in Nederland, niet voldoende zijn.
19. Bij uitspraak van 4 augustus 2021heeft de Afdeling overwogen dat het uitgangspunt dat een vreemdeling zijn seksuele gerichtheid vooral met zijn eigen verklaringen kan en aannemelijk moet maken, onverlet laat dat bepaalde stukken kunnen dienen als ondersteunend bewijs. Dit betekent dat die stukken, afhankelijk van de door een vreemdeling afgelegde verklaringen, het overige bewijs en de daarover geformuleerde tegenwerpingen, ertoe kunnen leiden dat een vreemdeling zijn seksuele gerichtheid ondanks ontoereikende verklaringen toch aannemelijk heeft gemaakt. Overgelegde stukken zijn dus op zichzelf bezien zelden overtuigend bewijs van een gestelde seksuele gerichtheid, maar een vreemdeling kan hiermee wél, onder bepaalde omstandigheden, ondersteunend bewijs leveren van zijn verklaringen over bepaalde thema’s die bij de integrale beoordeling van belang zijn, zoals de activiteiten in Nederland of het hebben van een homoseksuele relatie. Het is daarbij aan verweerder om in het besluit inzichtelijk te maken hoe hij de afgelegde verklaringen en overgelegde stukken in het kader van de verschillende thema’s waardeert en onderling weegt, aldus de Afdeling.
20. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet ten onrechte heeft overwogen dat eiser met de door hem overgelegde verklaringen en foto’s zijn gestelde gerichtheid niet alsnog aannemelijk heeft gemaakt. De verklaring van [naam medewerker] betreft een derdenverklaring en kan daarmee dienen als ondersteunend bewijs volgens de hierboven genoemde uitspraak van de Afdeling. Uit de brief volgt dat eiser met de organisatie heeft gesproken over zijn vluchtredenen en dat eiser onderdeel is van whatsappgroepen georganiseerd door LGBT Asylum Support. Hoewel in twijfelgevallen verklaringen van derden als ondersteunend bewijs kunnen worden meegewogen is in het geval van eiser geen sprake van een twijfelgeval. Eiser heeft immers zoals hiervoor overwogen met zijn eigen verklaringen niet aannemelijk gemaakt dat hij homoseksueel is. Ook de overgelegde foto’s zijn hiervoor onvoldoende.
De problemen die eiser heeft ondervonden vanwege zijn seksuele gerichtheid.
21. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder ten onrechte de betrapping van eiser met [naam vriend] terwijl zij intiem waren, ongeloofwaardig heeft geacht. Anders dan verweerder heeft overwogen in het bestreden besluit heeft eiser niet verklaard dat zij geheel waren uitgekleed. Zij waren daarom in staat zich snel aan te kleden toen de groep mannen de woning binnendrong. Eiser stelt voorts dat in het licht van de aanval het niet vreemd is dat hij niet heeft gekeken hoe [naam vriend] eraan toe was toen hij vluchtte. Er was sprake van een overlevingsreactie waardoor eiser enkel probeerde te vluchten uit de gevaarlijke situatie.
22. De rechtbank stelt vast dat het niet uit te sluiten is dat eiser en [naam vriend] op het moment van de inval nog in staat waren zich aan te kleden, maar dat voor de invallers duidelijk was dat eiser en [naam vriend] zojuist intiem waren geweest. Dit neemt echter niet weg dat verweerder niet ten onrechte heeft geconcludeerd dat eiser zijn gestelde geaardheid niet aannemelijk heeft gemaakt en daarmee ook niet zijn relatie met [naam vriend]. Ook weet eiser tot op heden niet wat er met [naam vriend] is gebeurd en heeft eiser niet inzichtelijk gemaakt dat hij zich na zijn vlucht uit Gambia nog om hem heeft bekommerd. Dit doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van de gestelde gebeurtenissen. Verweerder heeft zich daarom niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser de gestelde problemen als gevolg van zijn geaardheid niet aannemelijk heeft gemaakt.
23. Verweerder heeft niet ten onrechte de seksuele gerichtheid van eiser en zijn problemen als gevolg daarvan ongeloofwaardig geacht. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser terecht afgewezen als ongegrond.
24. Het beroep is ongegrond.
25. Omdat eiser terecht is opgekomen tegen het niet tijdig nemen van een besluit, zal de rechtbank verweerder veroordelen in de door eiser gemaakt proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 379,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 0,5).