In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 mei 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Nigeriaanse eiser die zijn asielaanvraag had ingediend op basis van zijn homoseksuele geaardheid. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag afgewezen, omdat hij de geloofwaardigheid van de homoseksuele geaardheid van de eiser niet kon bevestigen. De eiser, die in 2015 Nigeria had verlaten, had eerder in Italië asiel aangevraagd, maar was in 2018 naar Nederland gekomen. Tijdens de zitting op 20 mei 2021 werd de eiser bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk, en waren ook zijn partner en een vertegenwoordiger van LGBT Asylum Support aanwezig.
De rechtbank heeft de argumenten van de eiser beoordeeld en geconcludeerd dat de staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd waarom de homoseksuele geaardheid van de eiser ongeloofwaardig was. De rechtbank wees op de gedetailleerde verklaringen van de eiser over zijn worsteling met zijn homoseksualiteit en de acceptatie daarvan. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet voldoende had onderbouwd waarom de verklaringen van de eiser als vaag of ongeloofwaardig werden beschouwd. Bovendien werd opgemerkt dat de staatssecretaris onvoldoende rekening had gehouden met de verklaringen van derden, zoals die van de partner van de eiser en organisaties die zich inzetten voor de rechten van LHBTI-personen.
De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de geloofwaardigheid van de homoseksuele geaardheid van de eiser opnieuw moest worden beoordeeld. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de eiser, die op € 1.068,- werden vastgesteld. De uitspraak is gedaan door rechter A.K. Mireku, in aanwezigheid van griffier F.P. van Straelen.