ECLI:NL:RBDHA:2021:9859
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om ambtshalve vermindering navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen wegens onvoldoende bewijs van giften aan ANBI
In deze zaak heeft eiser verzocht om vermindering van de aan hem opgelegde navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) over de jaren 2012 en 2013, alsook de daarbij opgelegde vergrijpboetes. De inspecteur van de Belastingdienst heeft deze verzoeken op 24 april 2019 afgewezen, waarna eiser bezwaar heeft gemaakt. De bezwaren zijn door de inspecteur op 11 en 13 maart 2020 afgewezen, wat heeft geleid tot het indienen van beroep door eiser. Tijdens de zitting op 2 juni 2021 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en heeft de rechtbank de zaak behandeld.
Eiser had contante giften aan een algemeen nut beogende instelling (ANBI) opgevoerd in zijn aangiften, maar de rechtbank oordeelt dat de door eiser overgelegde kwitanties en bankafschriften onvoldoende bewijs vormen dat deze giften daadwerkelijk zijn gedaan. De rechtbank verwijst naar een FIOD-onderzoek waaruit blijkt dat er op grote schaal valse kwitanties zijn verhandeld. Eiser heeft niet aangetoond dat de door hem gestelde giften daadwerkelijk aan de ANBI ten goede zijn gekomen. De rechtbank concludeert dat de verzoeken om ambtshalve vermindering terecht zijn afgewezen, omdat eiser niet binnen de wettelijke termijn bezwaar heeft gemaakt tegen de navorderingsaanslagen en vergrijpboetes.
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 14 juli 2021, en partijen kunnen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.