Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling van het geschil
kinderenin het onderwijs. Dat betekent dat de Stichting de mondkapjesplicht in onderwijsinstellingen slechts aan kan vechten voor zover die zich tot kinderen richt en niet voor zover die zich richt tot volwassenen die zich in onderwijsinstellingen begeven, zoals onderwijsmedewerkers en ouders. Dat volwassenen wel deel uitmaken van degenen die zich bij de Stichting hebben aangesloten, maakt dat niet anders. De Stichting komt niet op voor hun belangen.
onmiskenbaar onverbindendis wegens strijd met hogere regelgeving of algemene beginselen van behoorlijk bestuur (vgl. HR 1 juli 1983, ECLI:NL:HR:1983:AD5666, NJ 1984, 360). Dit criterium wijst op grote terughoudendheid, te meer nu in een kortgedingprocedure als de onderhavige slechts een voorlopig oordeel kan worden gegeven. Het is bij uitstek de taak van de wetgever, en in dit geval op grond van de door de wetgever gedelegeerde bevoegdheid aan de minister, om alle in het geding zijnde argumenten en belangen tegen elkaar af te wegen, waarbij aan hem een grote mate van beleidsvrijheid toekomt. Er is dan ook geen plaats voor een eigen “volle” toetsing door de burgerlijke rechter.
ex nunc, met inachtneming van de huidige situatie en adviezen, tot de conclusie leidt dat de Staat onrechtmatig handelt. Een gewijzigde (epidemiologische) situatie kan logischerwijs ook tot gewijzigde inzichten en andere beslissingen leiden. De precieze gang van zaken in de aanloop naar de totstandkoming van de mondkapjesplicht is in dit licht niet relevant in deze procedure.