In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 augustus 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, een Turkse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een mvv met het doel om als familie- of gezinslid bij zijn referente in Nederland te verblijven. De staatssecretaris heeft de aanvraag afgewezen op basis van het oordeel dat eiser onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij een duurzame en exclusieve relatie met de referente onderhoudt. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het bezwaar werd door de staatssecretaris kennelijk ongegrond verklaard, waarna eiser beroep heeft ingesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de gestelde relatie. De rechtbank oordeelt dat de verklaring van de zus van eiser, die ook een collega van de referente is, niet als objectief bewijs kan worden aangemerkt. Ook de overgelegde foto’s en app-berichten zijn niet voldoende om de gestelde duurzame en exclusieve relatie aan te tonen. De rechtbank heeft verder geoordeeld dat de staatssecretaris niet verplicht was om eiser en referente te horen, omdat zij in bezwaar geen nieuwe informatie hebben ingebracht.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, omdat eiser niet heeft aangetoond dat er sprake is van een duurzame en exclusieve relatie met de referente. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de uitspraak openbaar gemaakt. Eiser kan binnen vier weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.