ECLI:NL:RBDHA:2021:9405
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake overdracht aan Roemenië van een Afghaanse asielzoeker
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 20 augustus 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een Afghaanse asielzoeker, was in bewaring gesteld en had verzocht om de overdracht aan Roemenië te verbieden in afwachting van de uitkomst van zijn beroep tegen het bestreden besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit besluit hield in dat verzoeker aan Roemenië zou worden overgedragen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op 13 augustus 2021, waarbij zowel verzoeker als verweerder zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
De voorzieningenrechter overwoog dat hij bevoegd was om een voorlopige voorziening te treffen, maar dat er geen reden was om dit te doen. Verzoeker had niet aannemelijk gemaakt dat de Roemeense autoriteiten Afghaanse burgers in strijd met artikel 3 van het EVRM zouden uitzetten naar Afghanistan. De voorzieningenrechter baseerde zich op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, dat inhoudt dat men ervan uit kan gaan dat Roemenië zich aan zijn verplichtingen houdt. De voorzieningenrechter concludeerde dat het beroep van verzoeker naar verwachting ongegrond zou worden verklaard, en dat er daarom geen aanleiding was voor het treffen van een voorlopige voorziening. De uitspraak werd gedaan door mr. J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier mr. N.H. de Zeeuw, en werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.