ECLI:NL:RBDHA:2021:9173

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 juli 2021
Publicatiedatum
19 augustus 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 6906
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering giftenaftrek voor vrijwilligerswerk en de voorwaarden van de Wet inkomstenbelasting 2001

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een vrijwilliger, en de inspecteur van de Belastingdienst over de giftenaftrek in de inkomstenbelasting. Eiser en zijn echtgenote, die als vrijwilligers werkzaam zijn voor een stichting, hebben geprobeerd giften aan deze stichting in aftrek te brengen. De Belastingdienst heeft echter de giftenaftrek geweigerd, omdat eiser en zijn echtgenote niet konden aantonen dat zij voldaan hadden aan de voorwaarden van artikel 6.36, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrijwilligersovereenkomst aangeeft dat de werkzaamheden zonder betaling worden verricht, wat betekent dat er geen recht op een vergoeding was. Eiser had in zijn aangifte een gift van € 7.580 opgegeven, maar tijdens een hoorgesprek gaf hij aan dat de gift in werkelijkheid € 3.000 bedroeg. De rechtbank oordeelde dat eiser niet kon aantonen dat hij recht had op de giftenaftrek, omdat er geen vergoedingsregeling voor vrijwilligers was en hij niet in vrijheid over een vergoeding kon beschikken.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de giftenaftrek terecht was geweigerd. Eiser had geen recht op een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 20/6906

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van13 juli 2021 in de zaak tussen

[eiser] , wonende te [woonplaats] , eiser(gemachtigde: C.A. Goedschalk),

en

de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 18 september 2020 op het bezwaar van eiser tegen de afwijzingsbeschikking ambtshalve vermindering van 13 januari 2020 met betrekking tot de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) 2014.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 juni 2021.
Namens verweerder zijn [A] en [B] verschenen. Eiser is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 12 mei 2021 aan het adres [adres] [huisnummer] te [plaats] , onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Eiser en zijn gemachtigde zijn, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Uit informatie van PostNL is gebleken dat de brief op 14 mei 2021 op genoemd adres is uitgereikt. De rechtbank is van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze en tijdig op het juiste adres is aangeboden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Eiser en zijn echtgenote zijn als vrijwilligers werkzaam voor de [stichting] (de stichting).
2. Eiser heeft in zijn aangifte IB/PVV over 2014 onder meer aangegeven een gift van € 7.580 te hebben gedaan aan [C] . Van het totaalbedrag aan giften is – na toepassing van de drempel – € 2.200 toebedeeld aan eiser en € 1.413 aan zijn echtgenote.
3. Bij het opleggen van de definitieve aanslag heeft verweerder de giftenaftrek gecorrigeerd.
4. Tijdens het hoorgesprek op 16 december 2019 heeft eiser aangegeven dat de gift aan de stichting € 3.000 bedraagt (tweemaal € 1.500) in plaats van € 7.580.
5. Bij de diverse uitspraken op bezwaar dan wel beslissingen op de verzoeken om ambtshalve vermindering, waaronder de onderhavige uitspraak op bezwaar van
18 december 2020, heeft verweerder telkens geen giftenaftrek verleend.
6. In geschil is of verweerder terecht de giftenaftrek heeft geweigerd.
7. De rechtbank stelt voorop dat eiser tijdig beroep heeft ingesteld, omdat ter zitting is vastgesteld dat de uitspraak op bezwaar ontvangen door eiser 18 september 2020 als dagtekening heeft in plaats van de door verweerder veronderstelde 14 september 2020.
8. Ingevolge artikel 6.36, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB) worden giften die bestaan uit het afzien door een vrijwilliger als bedoeld in artikel 2, zesde lid, van de Wet op de Loonbelasting 1964 (Wet LB) van een vergoeding als gift in aanmerking genomen, indien de instelling een verklaring heeft afgegeven dat de belastingplichtige zich heeft ingezet als vrijwilliger als bedoeld in artikel 2, zesde lid van de Wet LB, en de belastingplichtige aanspraak kan maken op de in de verklaring genoemde vergoeding, de instelling bereid en in staat is de vergoeding uit te keren en de belastingplichtige de vrijheid heeft over de vergoeding te beschikken.
9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat er voldaan is aan alle voorwaarden van artikel 6.36, eerste lid, van de Wet IB. Tot de gedingstukken behoort de vrijwilligersovereenkomst tussen eiser en de stichting. Daarin staat aangegeven dat de vrijwilligerswerkzaamheden worden verricht zonder dat hier betaling tegenover staat. Uit de andere gedingstukken volgt ook niet dat de stichting een vergoedingsregeling voor vrijwilligers heeft en dat eiser in vrijheid over de vergoeding kon beschikken. Het beroep op de uitspraak van rechtbank Arnhem [1] kan eiser niet baten, aangezien in die zaak de vrijwilliger op basis van de door hem overgelegde stukken aannemelijk heeft gemaakt dat hij een reëel recht op uitbetaling van de overeengekomen vrijwilligersvergoeding had. Dat is in het geval van eiser niet zo. Naar oordeel van de rechtbank is de giftenaftrek terecht geweigerd en heeft verweerder terecht het verzoek om ambtshalve vermindering afgewezen.
10 Gelet op wat hiervoor is overwogen, is het beroep ongegrond verklaard.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.D. van Riel, rechter, in aanwezigheid van
mr. G.E. Brummel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht), Postbus 20302,
2500 EH Den Haag.

Voetnoten

1.Rechtbank Arnhem 21 februari 2012, ECLI:NL:RBARN:2012:BV6037