In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 augustus 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Krimpenerwaard. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een traplift op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De aanvraag werd door verweerder afgewezen, omdat eiseres niet was verhuisd naar de meest geschikte woning voor haar beperkingen. Eiseres had eerder, in 2018, een woning betrokken met een trap, ondanks het advies van de gemeente om een gelijkvloerse woning te zoeken. De rechtbank oordeelde dat eiseres onvoldoende rekening had gehouden met haar lichamelijke beperkingen en de te verwachten verslechtering daarvan bij haar verhuizing. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag voor de traplift terecht was, omdat de Wmo geen maatwerkvoorziening vereist als de aanvrager zijn hulpvraag redelijkerwijs had kunnen voorzien en met zijn beslissing had kunnen voorkomen. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.