Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 8 april 2020, met producties 1 tot en met 14;
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie, met producties 1 tot en met 44;
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- het tussenvonnis van 28 oktober 2020, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 8 april 2021 en de daarin genoemde aanvullende producties 15 tot en met 18 van [eiser] .
2.De feiten
- de Gemeente geeft vanaf 1986 aan haar in eigendom toebehorende onroerende zaken alleen nog in eeuwigdurende erfpacht uit, dit systeem geldt ook bij heruitgifte na expiratie van een tijdelijke erfpacht;
- de Gemeente doet aan de rechthebbende van een tijdelijk recht van erfpacht (de zittende erfpachter), vóór het verstrijken van de termijn waarvoor het erfpachtrecht is gevestigd, het aanbod om de onroerende zaak in eeuwigdurende erfpacht te verwerven tegen een vaste grondwaarde;
- de zittende erfpachter heeft daarbij de keuze tussen jaarlijkse betaling van een nieuwe canon of het afkopen van de nieuwe canon door betaling van een eenmalige afkoopsom;
- de canon wordt berekend op basis van de overeen te komen grondwaarde op het moment van de heruitgifte;
- indien de grond met opstallen is belast, is het uitgangspunt voor de grondwaarde bij heruitgifte: het aandeel van de waarde in de grond in de totale marktwaarde van de grond met opstallen bij oplevering vrij van huur en/of gebruik;
- de grondwaarde zal vanwege de waardedrukkende werking van de bestaande opstallen nooit hoger bepaald worden dan op 55% van de waarde van een vergelijkbare onbebouwde kavel bouwgrond;
- indien geen overeenstemming wordt bereikt over de grondwaarde, kunnen op verzoek van de erfpachter drie deskundigen worden benoemd om over de hoogte van de grondwaarde te adviseren.
3.Het geschil
in conventie
Er is sprake van verlengde erfpacht in de zin van artikel 5:98 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Opzegging daarvan is alleen mogelijk in de wettelijk (artikel 5:87 BW) of contractueel geregelde gevallen. De Gemeente heeft de verlengde erfpacht op 29 januari 2020 opgezegd omdat geen overeenstemming over de heruitgifte is bereikt met [eiser] . Dat is aan te merken als een opzegging vanwege een reden van algemeen belang, zoals opgenomen in artikel 22 AV 1923. Heruitgifte onder door een erfpachter gewenste (voor de Gemeente ongunstige) voorwaarden gaat immers ten koste van gemeentegelden. Aan de in artikel 22 opgenomen vereisten is niet voldaan, aangezien het besluit tot opzegging niet door de gemeenteraad maar door het college is genomen.
4.De beoordeling
in conventie en in reconventie
- [eiser] heeft in november 1998 gesproken met ing. [C], de toenmalige projectmanager heruitgifte (hierna: ‘de Projectmanager Heruitgifte in 1998’), over de waardebepaling van de grond, dit naar aanleiding van een lagere taxatie die andere buurtbewoners (met groter perceel) hadden gekregen. [C] heeft toen geantwoord dat de prijs van fl. 83.050 bleef staan.
- Verder heeft [eiser] op 1 december 1998 gesproken met dhr. [D], toenmalig medewerker van de erfpachtafdeling van de Gemeente, (hierna: ‘de medewerker’), over het destijds lopende proefproces van een aantal erfpachters tegen de Gemeente Den Haag (uitgemond in de uitspraak van de Hoge Raad van 26 maart 1999) en de mogelijkheid dat die procedure van invloed zou zijn op de aanbieding die aan [eiser] was gedaan. De medewerker heeft toen tegen [eiser] gezegd “uw brief kan hier gewoon blijven liggen”.
- Ten slotte heeft [eiser] in 2000 een telefoongesprek gevoerd met mw. [A] , toenmalig assistente van de Projectmanager Heruitgifte 1998 (hierna: ‘de assistente’), over vermeende achterstanden in de betaling van de canon. Zij gaf daarbij aan dat de acceptatiebrief door de Gemeente was ontvangen. De afwikkeling zou komen bij de nieuwe akte die in 2001 zou worden verleden aldus [eiser] (in de brief van zijn toenmalige advocaat van 2 februari 2017). Tijdens de mondelinge behandeling van 8 april 2021 heeft [eiser] toegelicht dat hij en de assistente in het telefoongesprek hebben gesproken over de som van € 83.050. Uit de mededelingen van de assistente begreep [eiser] dat de door hem ondertekende Verklaring in het dossier van de Gemeente zat.
tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen) geeft de Gemeente voldoende ruimte om op grond van de bovenstaande redenen ten opzichte van [eiser] van het beleid af te wijken. Beleid impliceert immers ook heldere communicatie, aldus [eiser] .