5.6De rechtbank begrijpt dit standpunt aldus dat in aanvulling op de beoordeling of sprake is van bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), onder de gegeven omstandigheden een op eiser toegesneden belangenafweging heeft plaatsgevonden. De rechtbank stelt in dit verband vast dat deze belangenafweging niet expliciet is gemaakt in de besluitvorming. Evenmin heeft de gemachtigde van verweerder toegelicht hoe de door verweerder genoemde algemene belangen, te weten de verkeersveiligheid en de bruikbaarheid van de weg, zich concreet verhouden tot eisers standpunt dat sprake is van een doodlopende straat met, na eisers perceel, nog twee huizen. Ondanks de toelichting in het verweerschrift, maakt dit naar het oordeel van de rechtbank dat aan de besluitvorming, in het licht van de beroepsgronden, in zoverre een deugdelijke motivering ontbreekt en deze aldus in strijd moet worden geacht met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. Voorts heeft de gemachtigde van verweerder desgevraagd aangegeven onderzoek te willen doen naar de mogelijkheid van het verwijderen van de heg voor de woning van eiser, zodat meer ruimte ontstaat voor eiser om te parkeren. Eiser heeft gemotiveerd toegelicht dat dit, ten gevolge van de specifieke plaatsing van zijn huis, van invloed is op de groenstrook voor zijn huis ten opzichte van de overige percelen. Het gegeven dat nader onderzoek naar de concrete situatie van eiser wordt overwogen, hoezeer de rechtbank een oplossingsgerichte grondhouding van verweerder ook toejuicht, brengt met zich dat de rechtbank geen (voldoende) duidelijkheid heeft of het bestreden besluit op dit punt met de ingevolge artikel 3:2 van de Awb vereiste zorgvuldigheid is voorbereid.
6. Nu de rechtbank aldus tot het oordeel komt dat het bestreden besluit ontoereikend is gemotiveerd en niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid, kan het niet in stand blijven. Het bestreden besluit dient dan ook te worden vernietigd wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. Verweerder dient daarom met inachtneming van hetgeen de rechtbank in deze uitspraak heeft overwogen een nieuw besluit op het bezwaar te nemen.
7. Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat op zitting ruimte leek te bestaan voor onderzoek naar een minnelijke oplossing van het geschil. De opstelling van de gemachtigde van verweerder past in dit licht een compliment. Alhoewel de rechtbank verweerder opdraagt om opnieuw op het bezwaar te beslissen, geeft zij verweerder tegen die achtergrond tevens in overweging te bezien of, in onderling overleg, niet op andere wijze tot finalisering van het geschil kan worden gekomen.
8. Gelet op al het voorgaande zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren.
9. De rechtbank zal verweerder daarom ook veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 1.496,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 748 ,- en wegingsfactor 1). Tevens dient verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 174,- te vergoeden.