Uitspraak
Rechtbank DEN Haag
[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker
het college van burgemeester en wethouders van Westland, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl
Rechtbank Den Haag
Op 25 juni 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker had een omgevingsvergunning aangevraagd voor het aanleggen van een tweede in-/uitrit op een perceel in Westland. Het college van burgemeester en wethouders van Westland had deze vergunning geweigerd bij besluit van 8 mei 2019. Het hiertegen ingediende bezwaar werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 31 oktober 2019. Verzoeker heeft vervolgens beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij meende dat er onverwijlde spoed was vereist.
De voorzieningenrechter overwoog dat, op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien er sprake is van onverwijlde spoed. Echter, de rechter concludeerde dat het verzoek kennelijk ongegrond was. De voorzieningenrechter merkte op dat het niet mogelijk is om bij wijze van voorlopige voorziening een omgevingsvergunning te verlenen. Bovendien was de tweede uitrit feitelijk al gerealiseerd zonder vergunning. Verzoeker had in feite een privaatrechtelijke kwestie aan de bestuursrechter voorgelegd, wat niet binnen de bevoegdheid van de rechter viel.
De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen grond was om te oordelen dat het bestreden besluit evident onrechtmatig was, aangezien de weigering in overeenstemming leek met de Beleidsregels uitwegvergunningen Gemeente Westland 2014. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en tegen deze uitspraak stond geen rechtsmiddel open.