ECLI:NL:RBDHA:2020:5696

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 juni 2020
Publicatiedatum
24 juni 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 4172
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning voor tweede in-/uitrit

Op 25 juni 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker had een omgevingsvergunning aangevraagd voor het aanleggen van een tweede in-/uitrit op een perceel in Westland. Het college van burgemeester en wethouders van Westland had deze vergunning geweigerd bij besluit van 8 mei 2019. Het hiertegen ingediende bezwaar werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 31 oktober 2019. Verzoeker heeft vervolgens beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij meende dat er onverwijlde spoed was vereist.

De voorzieningenrechter overwoog dat, op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien er sprake is van onverwijlde spoed. Echter, de rechter concludeerde dat het verzoek kennelijk ongegrond was. De voorzieningenrechter merkte op dat het niet mogelijk is om bij wijze van voorlopige voorziening een omgevingsvergunning te verlenen. Bovendien was de tweede uitrit feitelijk al gerealiseerd zonder vergunning. Verzoeker had in feite een privaatrechtelijke kwestie aan de bestuursrechter voorgelegd, wat niet binnen de bevoegdheid van de rechter viel.

De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen grond was om te oordelen dat het bestreden besluit evident onrechtmatig was, aangezien de weigering in overeenstemming leek met de Beleidsregels uitwegvergunningen Gemeente Westland 2014. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en tegen deze uitspraak stond geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/4172
uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 juni 2020 op het verzoek om voorlopige voorziening van

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde mr. D. Tanke),
tegen

het college van burgemeester en wethouders van Westland, verweerder.

(gemachtigde: H.D. Verhey).

Procesverloop

Bij besluit van besluit van 8 mei 2019 heeft verweerder geweigerd verzoeker een omgevingsvergunning te verlenen voor het aanleggen van een in-/uitrit op het perceel [hof] [huisnummer] te [plaats] .
Bij besluit van 31 oktober 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft verzoeker beroep ingesteld (zaaknummer SGR 19/7753). Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen (zaaknummer SGR 20/4172).

Overwegingen

1.1
Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld, dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
1.2
Artikel 8:83, derde lid, van de Awb bepaalt dat de voorzieningenrechter uitspraak kan doen zonder dat partijen worden uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, indien hij kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
2.1
De voorzieningenrechter ziet aanleiding om van deze bevoegdheid gebruik te maken.
2.2
Aangezien het primaire besluit de weigering van een omgevingsvergunning betreft, die bij het bestreden besluit in stand is gelaten, kan verzoeker met schorsing van het bestreden besluit niet bereiken dat de door hem gevraagde omgevingsvergunning alsnog wordt verleend. Het is immers niet mogelijk om bij wijze van voorlopige voorziening een omgevingsvergunning te verlenen. Afgezien daarvan blijkt uit de stukken dat de tweede uitrit, waarop de aanvraag betrekking heeft, feitelijk al was gerealiseerd zonder dat daarvoor vergunning was verleend.
2.3
Wat verzoeker beoogt is een verbod of uitstel van de werkzaamheden in de straat, als gevolg waarvan de tweede uitrit onbruikbaar wordt. Dit kan hij echter niet in een voorlopige voorzieningenprocedure over de weigering van de omgevingsvergunning bewerkstelligen. Dit betreft een privaatrechtelijke kwestie tussen verzoeker en het Ontwikkelingsbedrijf De Westlandse Zoom. De bestuursrechter is niet bevoegd om daarover een uitspraak te doen.
2.4
De voorzieningenrechter ziet ten slotte geen grond voor het oordeel dat het bestreden besluit evident onrechtmatig is, nu de weigering voorshands in overeenstemming lijkt te zijn met de Beleidsregels uitwegvergunningen Gemeente Westland 2014.
2.5
Dit betekent dat het verzoek kennelijk ongegrond is en daarom zal worden afgewezen.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is op 25 juni 2020 gedaan door mr. C.J. Waterbolk, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van drs. A.C.P. Witsiers, griffier. In verband met de maatregelen rond het coronavirus is deze beslissing op de uitspraakdatum niet uitgesproken tijdens een openbare uitsprakenzitting. Dit zal op een later moment alsnog gebeuren. De uitspraak wordt zo spoedig mogelijk (geanonimiseerd) gepubliceerd op
www.rechtspraak.nl
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.