ECLI:NL:RBDHA:2021:8558
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring in het kader van vreemdelingenrecht met betrekking tot uitzetting naar Algerije
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 mei 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring die aan eiser, een Algerijnse nationaliteit hebbende vreemdeling, was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De maatregel van bewaring was opgelegd op 12 maart 2021 en eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij ook schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en rechtmatig is bevonden tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die eerdere uitspraak ten grondslag lag.
Eiser heeft aangevoerd dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering naar Algerije is, aangezien er al meer dan een jaar geen laissez passers (LP's) zijn verstrekt door de Algerijnse autoriteiten. De rechtbank heeft in eerdere uitspraken geoordeeld dat het zicht op uitzetting naar Algerije ontbreekt. De rechtbank heeft echter ook vastgesteld dat er recentelijk weer stappen zijn gezet door de Algerijnse autoriteiten om presentaties te hervatten, wat een concreet aanknopingspunt biedt voor de verwachting dat vreemdelingen met Algerijnse nationaliteit binnen een redelijke termijn weer kunnen worden uitgezet.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat, hoewel er in het verleden geen zicht op uitzetting was, de recente ontwikkelingen de verwachting rechtvaardigen dat dit zicht terugkeert. Eiser is zelf verantwoordelijk voor het aanleveren van documenten die zijn nationaliteit en identiteit onderbouwen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de duur van de bewaring nog niet zodanig lang is dat er nu al geoordeeld kan worden dat eiser niet binnen een redelijke termijn kan worden uitgezet. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen.