In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 april 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiser, die de Algerijnse nationaliteit claimt, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als verweerder. Eiser was in bewaring gesteld op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000, maar heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sinds maart 2020 geen laissez-passers (lp's) zijn afgegeven door de Algerijnse autoriteiten, en dat er in het afgelopen jaar 171 lp-aanvragen zijn ingediend zonder enige goedkeuring. De rechtbank concludeert dat het uitzettingsproces al 13 maanden stil ligt en er geen concrete aanknopingspunten zijn dat dit op korte termijn zal veranderen. Hierdoor is de rechtbank van oordeel dat er geen zicht op uitzetting naar Algerije is en dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is. De rechtbank beveelt de onmiddellijke opheffing van de bewaring en kent eiser een schadevergoeding toe van € 4.200,- voor de onrechtmatige detentie. Tevens veroordeelt de rechtbank de Staat der Nederlanden in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.068,-.