2.2Op 15 juli 2020 heeft de verzekeringsarts b&b een tweede rapport uitgebracht. Verweerder heeft dit rapport aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd. In het bestreden besluit heeft verweerder het besluit van 1 juli 2020 herzien en bepaald dat eiseres per 9 juli 2019 geen recht heeft op een WIA-uitkering.
3. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit en voert aan dat verweerder onvoldoende gemotiveerd op haar bezwaargronden is ingegaan. Eiseres acht het onzorgvuldig dat tijdens de hoorzitting in bezwaar geen verzekeringsarts aanwezig was. Eiseres is na de verzekeringsgeneeskundige beoordeling in het voorjaar van 2018 tot en met 9 juli 2019 toegenomen arbeidsongeschikt. In de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) zijn onvoldoende beperkingen aangenomen. Uit de in bezwaar ingebrachte medische informatie volgt dat eiseres steeds over haar grenzen gaat. Dit geeft aanleiding tot een urenbeperking op preventieve basis om dreigende overbelasting te voorkomen. Voorts heeft eiseres last van slaapproblematiek. Verweerder heeft verder onvoldoende rekening gehouden met de terugval in depressie. Uit de brief van GZ-psycholoog R.J.D.M. Selker volgt dat de psychische klachten van eiseres samen lijken te hangen met de toegenomen pijnklachten. Ten onrechte zijn dezelfde beperkingen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren opgenomen als in de FML van 15 mei 2014. Ook voor de lichamelijke klachten zijn onvoldoende beperkingen aangenomen, gelet op de medische informatie van Spine & Joint Centre en oefentherapeut Cesar Y.M. Looman van 10 januari 2018. De toename in klachten volgt eveneens uit de geadviseerde medicatie en de brief van de oefentherapeut Cesar van 19 maart 2019. De verzekeringsartsen hebben ten onrechte gesteld dat de rug-, arm-, schouder-, nek- en knieklachten niet kunnen worden meegenomen. Op grond van vaste jurisprudentie geldt dat zelfs wanneer onwaarschijnlijk is dat dezelfde oorzaak tot de toegenomen arbeidsongeschiktheid heeft geleid, een zelfde oorzaak nog niet onaannemelijk is. Eiseres verzoekt de rechtbank een deskundige te benoemen. Tot slot stelt eiseres zich op het standpunt dat de geschiktheid van de functies door de arbeidsdeskundige b&b niet (voldoende) dragend is onderbouwd. Deze beroepsgronden zal de rechtbank hieronder, bij de arbeidskundige beoordeling van het bestreden besluit, nader weergeven.
4. Artikel 55, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet WIA bepaalt dat voor degene die aan het einde van de in artikel 54 van de Wet WIA bedoelde wachttijd ongeschikt was tot het verrichten van zijn arbeid, maar die geen recht had op toekenning van een WGA-uitkering omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was, alsnog recht op uitkering ontstaat, indien hij binnen vijf jaar na het bereiken van de wachttijd wel gedeeltelijk arbeidsongeschikt wordt en deze arbeidsongeschiktheid voortkomt uit dezelfde oorzaak als die op grond waarvan hij gedurende de wachttijd ongeschikt was tot het verrichten van zijn arbeid.
5. De rechtbank stelt voorop dat verweerder zijn besluiten omtrent de mate van arbeidsongeschiktheid van een betrokkene mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, indien deze rapporten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende duidelijk zijn. Dit betekent niet dat deze rapporten en het daarop gebaseerde besluit in beroep niet kunnen worden aangevochten. Het is echter aan de betrokkene om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat de rapporten niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, tegenstrijdigheden bevatten, niet voldoende duidelijk zijn, dan wel dat de in de rapporten gegeven beoordeling onjuist is.