ECLI:NL:RBDHA:2021:807
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op grond van Dublinverordening met betrekking tot Italië
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 januari 2021 uitspraak gedaan in het beroep van eiser, een Nigeriaanse asielzoeker, tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had op 13 oktober 2020 een asielaanvraag ingediend, maar deze werd niet in behandeling genomen omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op grond van de Algemene wet bestuursrecht.
De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris het bestreden besluit heeft gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, waarin staat dat een aanvraag niet in behandeling wordt genomen indien een andere lidstaat verantwoordelijk is. Italië had niet tijdig gereageerd op het verzoek om overname, waardoor de verantwoordelijkheid van Italië vaststond. Eiser heeft aangevoerd dat de opvangvoorzieningen in Italië niet voldoen aan internationale verplichtingen, maar de rechtbank oordeelt dat eiser niet heeft aangetoond dat er sprake is van systematische tekortkomingen in het Italiaanse asiel- en opvangsysteem.
De rechtbank wijst erop dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State eerder heeft geoordeeld dat er geen structurele verslechtering van de opvangomstandigheden in Italië is, en dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is. Eiser heeft ook gewezen op de coronasituatie in Italië, maar de rechtbank concludeert dat dit geen invloed heeft op de rechtmatigheid van het bestreden besluit. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. De uitspraak is gedaan door mr. A.K. Mireku, in aanwezigheid van mr. E. van der Zweep, griffier.