ECLI:NL:RBDHA:2021:807

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 januari 2021
Publicatiedatum
4 februari 2021
Zaaknummer
NL 21.629 en 21.630 VK
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van Dublinverordening met betrekking tot Italië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 januari 2021 uitspraak gedaan in het beroep van eiser, een Nigeriaanse asielzoeker, tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had op 13 oktober 2020 een asielaanvraag ingediend, maar deze werd niet in behandeling genomen omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op grond van de Algemene wet bestuursrecht.

De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris het bestreden besluit heeft gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, waarin staat dat een aanvraag niet in behandeling wordt genomen indien een andere lidstaat verantwoordelijk is. Italië had niet tijdig gereageerd op het verzoek om overname, waardoor de verantwoordelijkheid van Italië vaststond. Eiser heeft aangevoerd dat de opvangvoorzieningen in Italië niet voldoen aan internationale verplichtingen, maar de rechtbank oordeelt dat eiser niet heeft aangetoond dat er sprake is van systematische tekortkomingen in het Italiaanse asiel- en opvangsysteem.

De rechtbank wijst erop dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State eerder heeft geoordeeld dat er geen structurele verslechtering van de opvangomstandigheden in Italië is, en dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is. Eiser heeft ook gewezen op de coronasituatie in Italië, maar de rechtbank concludeert dat dit geen invloed heeft op de rechtmatigheid van het bestreden besluit. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. De uitspraak is gedaan door mr. A.K. Mireku, in aanwezigheid van mr. E. van der Zweep, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummers: NL21.629 (beroep)
NL21.630 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser] , eiser en verzoeker, hierna: eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: [naam] ),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 14 januari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en heeft daarbij verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De rechtbank/voorzieningenrechter (hierna: de rechtbank) doet op grond van de artikelen 8:54, eerste lid, en 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Nigeriaans nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] . Hij heeft in Nederland op 13 oktober 2020 een asielaanvraag ingediend.
2. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Daarin staat dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van de Dublinverordening [1] is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Italië een verzoek om overname gedaan. Italië heeft hierop niet tijdig gereageerd, waarmee de verantwoordelijkheid van Italië vanaf 8 december 2020 vaststaat.
3. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder onzorgvuldig onderzoek heeft gedaan naar de achtergrond van eiser. Die grond heeft eiser ook in de zienswijze naar voren gebracht. Verweerder is daar in het bestreden besluit op ingegaan. In beroep heeft eiser niet nader onderbouwd waarom die motivering tekortschiet. Die beroepsgrond faalt dan ook.
4.1.
Eiser heeft verder aangevoerd dat de opvangvoorzieningen in Italië nog steeds niet voldoen aan internationale verplichtingen. Ter onderbouwing wijst eiser op het rapport van [naam] van januari 2020 en [naam] van mei/juni 2020.
4.2.
In zijn algemeenheid mag verweerder ten opzichte van Italië uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval niet kan. De rechtbank is van oordeel dat eiser daarin niet is geslaagd. Eiser heeft geen informatie overgelegd die aanleiding geeft voor het oordeel dat in Italië sprake is systematische tekortkomingen in het Italiaanse asiel- en opvangsysteem. Zoals verweerder in het bestreden besluit terecht heeft overwogen, heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) geoordeeld [2] dat geen sprake is van een zodanige structurele verslechtering van de opvangomstandigheden in Italië dat Dublinclaimanten na overdracht aan Italië een reëel risico lopen op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) dan wel artikel 4 van het EU Handvest. Verder heeft de Afdeling in de uitspraak van 8 april 2020 [3] overwogen dat ook het rapport van [naam] van januari 2020 geen wezenlijke wijzigingen laat zien ten opzichte van eerdere rapporten die door de Afdeling zijn beoordeeld. De rechtbank is van oordeel dat het [naam] -rapport van mei/juni 2020, dat nog niet door de Afdeling is beoordeeld, evenmin een wezenlijk ander beeld schetst dan uit de door de Afdeling betrokken informatie blijkt en dat hieruit dus ook niet volgt dat ten aanzien van Italië niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan zou kunnen worden.
5. Eiser heeft ook gewezen op corona en betoogd dat het vooralsnog onduidelijk is of Italië bereid is Dublin terugkeerders die geen coronatest willen doen of positief testen toegang te verlenen. Verweerder had met betrekking tot dit punt meer onderzoek moeten doen. De rechtbank merkt in dat kader op dat de uitbraak van het coronavirus in Italië (op dit moment) een tijdelijk beletsel kan zijn voor de overdracht aan Italië maar dat dit niets afdoet aan de rechtmatigheid van het bestreden besluit. Hierbij verwijst de rechtbank naar de uitspraak van de Afdeling van 8 april 2020 [4] . Dit betekent niet dat Italië niet meer verantwoordelijk is te achten voor de behandeling van eisers asielaanvraag.
6. Het beroep is kennelijk ongegrond. Omdat de rechtbank op het beroep heeft beslist, is geen aanleiding een voorlopige voorziening te treffen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep met zaaknummer NL21.629 ongegrond;
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening met zaaknummer NL21.630 af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.K. Mireku, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. E. van der Zweep, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan, voor zover daarbij is beslist op het beroep, verzet worden ingesteld bij deze rechtbank binnen zes weken na de dag van bekendmaking. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord. Tegen de beslissing op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 9 september 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2129.