ECLI:NL:RBDHA:2021:8054

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 juli 2021
Publicatiedatum
26 juli 2021
Zaaknummer
AWB - 19 _ 7959
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking WIA-uitkering na herbeoordeling arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een WIA-uitkering ontving, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres had in 2019 bezwaar gemaakt tegen de intrekking van haar WGA-loonaanvullingsuitkering per 1 juli 2019. De rechtbank heeft vastgesteld dat de intrekking van de uitkering is gebaseerd op een herbeoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiseres, die in 2014 als gevolg van een auto-ongeluk uitviel voor haar werk als juridisch medewerker. De rechtbank heeft de medische rapporten van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen beoordeeld en geconcludeerd dat deze rapporten zorgvuldig zijn opgesteld en geen tegenstrijdigheden bevatten. Eiseres heeft aangevoerd dat zij meer beperkingen heeft dan door de verzekeringsartsen zijn vastgesteld, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de door haar overgelegde medische informatie niet voldoende objectief bewijs levert voor haar stellingen. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiseres verworpen en geoordeeld dat de WIA-uitkering terecht is ingetrokken. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 19/7959

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 juli 2021 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. G.C. Blom),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: C. Schravesande).

Procesverloop

In het besluit van 30 april 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de WGA-loonaanvullingsuitkering (Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten) die eiseres op grond van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (Wet WIA) ontvangt per 1 juli 2019 ingetrokken.
In het besluit van 4 november 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 november 2020. Eiseres is verschenen, vergezeld van haar moeder en bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek van de zitting geschorst, waarbij eiseres in de gelegenheid is gesteld om nadere medische informatie over te leggen. Dit heeft zij gedaan bij brief van 29 april 2021.
Bij brief van 21 juni 2021 heeft verweerder hierop gereageerd.
Met toestemming van partijen heeft de rechtbank bepaald dat nader onderzoek ter zitting
achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.

Overwegingen

1.1
De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiseres is op 10 maart 2014 uitgevallen voor haar werk als juridisch medewerker voor 24 uur per week met klachten die verband houden met een auto-ongeluk. Het gaat hierbij om nekklachten, pijn in de rug en schouders, evenwichtsproblemen, duizeligheid, misselijkheid, hoofdpijn, een verhoogde gevoeligheid voor prikkels en visusproblemen. Ook heeft eiseres last gekregen van psychische klachten. Bij besluit van 13 januari 2016 heeft verweerder per 7 maart 2016 (einde wachttijd) een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Bij besluit van 13 juli 2016 heeft verweerder per 7 september 2016 de loongerelateerde WGA-uitkering beëindigd en eiseres in aanmerking gebracht voor een WGA-loonaanvullingsuitkering. Na een medische en arbeidskundige herbeoordeling heeft verweerder bij besluit van 30 maart 2017 vastgesteld dat eiseres nog steeds 80 tot 100% arbeidsongeschikt is.
1.2
Verweerder heeft de arbeidsongeschiktheid van eiseres vervolgens opnieuw beoordeeld. De primaire verzekeringsarts heeft daartoe een medisch onderzoek verricht. De primaire arts heeft eiseres op 18 maart 2019 op het spreekuur gezien, waarbij een psychisch en lichamelijk onderzoek is verricht. Zijn onderzoeksbevindingen staan vermeld in het rapport van 22 maart 2019. Uit de anamnese en de bevindingen bij psychisch en lichamelijk onderzoek heeft de primaire arts afgeleid dat de beperkingen in vergelijking met de FML opgesteld tijdens de eerdere WIA-beoordeling van 22 maart 2017, anders zijn. De primaire arts heeft de FML daarom aangepast en een aantal beperkingen laten vallen. Hij vindt dat eiseres niet langer aangewezen is op werk waarbij zij niet wordt afgeleid door activiteiten van anderen en op werk waarin geen hoog handelingstempo vereist is. Ook voor leidinggevende functies is eiseres niet meer beperkt. Eiseres is volgens de primaire arts evenmin beperkt voor zien en lezen. Eiseres lijdt volgens de primaire arts momenteel namelijk niet aan een ernstige aandoening die haar cognitieve functies dusdanig ernstig beïnvloedt dat zij niet in staat is om deze activiteiten te kunnen doen. Wel is eiseres (nog steeds) aangewezen op een voorspelbare werksituatie, zonder deadlines. Zij is verder beperkt ten aanzien van trillingsbelasting, buigen, frequent buigen, tillen of dragen, werken met toetsenbord en muis, frequent zware lasten hanteren, hoofdbewegingen maken, klimmen, staan tijdens het werk, gebogen en/of getordeerd actief zijn en het hoofd in een bepaalde stand houden tijdens het werk. Ook de eerder geduide urenbeperking van tien uur per week vindt de primaire arts niet meer van toepassing. Hierbij heeft hij de Standaard duurbelastbaarheid in arbeid (de Standaard) in aanmerking genomen. Volgens deze Standaard is er in de situatie van eiseres geen medische reden voor een urenbeperking. De beperkingen die nog wel van toepassing zijn, heeft de primaire arts vastgelegd in de FML van 22 maart 2019.
1.3
Eiseres heeft na het onderzoek van de primaire arts medische informatie overgelegd. Hierbij gaat het om rapporten die zijn opgesteld in het kader van de letselschadeprocedure naar aanleiding van voornoemd auto-ongeluk uit 2014. Het betreft een rapport van verzekeringsarts D. van der Ent van 10 augustus 2018 en een rapport van medisch adviseur G.M.A. Clauwaert van 22 februari 2018. De primaire arts heeft vervolgens op 5 april 2019 een aanvullend rapport opgesteld waarin staat vermeld dat de overgelegde medische informatie hem geen aanleiding geeft om de FML van 22 maart 2019 te wijzigen.
1.4
De hierna ingeschakelde arbeidsdeskundige heeft voor eiseres een aantal passende functies geselecteerd aan de hand waarvan geen verlies aan verdiencapaciteit is vastgesteld. Op basis hiervan heeft verweerder in het primaire besluit de WGA-loonaanvullingsuitkering van eiseres per 1 juli 2019, de datum in geding, ingetrokken.
1.5
Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt, waarna een herbeoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) heeft plaatsgevonden. De bevindingen hiervan staan vermeld in het rapport van 30 oktober 2019. Uit dit rapport volgt dat de verzekeringsarts b&b kennis heeft genomen van de door eiseres in bezwaar overgelegde medische informatie van psycholoog S. Post van der Linde van 22 april 2019 en een rapport neurotherapie van mei 2019. De verzekeringsarts b&b ziet op basis van zijn herbeoordeling geen aanleiding om eiseres volledig arbeidsongeschikt te achten. Eiseres voldoet volgens deze arts immers niet aan de voorwaarden die gelden voor het aannemen van ‘geen benutbare mogelijkheden’. Ook is hij tot de conclusie gekomen dat met de beperkingen verwoord in de FML in voldoende mate rekening wordt gehouden met de bij eiseres aanwezige objectiveerbare beperkingen. Met betrekking tot het standpunt van eiseres dat zij meer beperkt is dan door de primaire arts is aangenomen en dat het medisch beeld de afgelopen jaren niet is gewijzigd, heeft de verzekeringsarts b&b opgemerkt dat bij de beoordeling in januari 2016 een urenbeperking is aangenomen vanwege een intensieve behandeling. Bij de WIA-beoordeling in 2017 was dit weliswaar niet meer aan de orde, maar de verzekeringsarts heeft toen toch de forse urenbeperking, zonder verdere onderbouwing, aangehouden. De primaire arts heeft dit terecht kritisch beoordeeld en op basis van de huidige medische feiten geen aanleiding gezien om een urenbeperking aan te nemen, rekening houden met psychische en fysieke beperkingen. Eiseres is bij die beperkingen in enige mate gevolgd in haar anamnestische klachten, aldus de verzekeringsarts b&b. Hierbij heeft hij opgemerkt dat een duidelijk medisch substraat nog altijd niet geheel duidelijk is, waarvoor expertises worden uitgevoerd in het kader van de letselschadeprocedure. Uit het rapport van de verzekeringsarts b&b volgt tevens dat hij geen aanleiding ziet om de informatie van de psycholoog te volgen. De psycholoog heeft weliswaar ernstige diagnoses gesteld, maar er vindt maar één keer per maand een gesprek plaats en er is geen indicatie voor een intensievere behandeling. Daarbij heeft de verzekeringsarts b&b tevens in aanmerking genomen dat zowel bij het onderzoek van de primaire arts als bij het onderzoek door de verzekeringsarts b&b geen ernstig psychiatrisch beeld is waargenomen. In het rapport neurotherapie ziet de verzekeringsarts b&b evenmin aanleiding een ander standpunt in te nemen over de vastgestelde belastbaarheid van eiseres. De bevindingen en conclusie valt volgens de verzekeringsarts b&b immers buiten de reguliere geneeskunde en kan daarom niet worden meegenomen in de beoordeling.
1.6
De arbeidskundige kant van de zaak is vervolgens beoordeeld door de arbeidsdeskundige b&b, die tot de conclusie is gekomen dat de geduide functies onveranderd passend zijn te achten. Het primaire besluit is vervolgens bij het bestreden besluit gehandhaafd.
2.1
Eiseres kan zich met dit besluit niet verenigen. Zij vindt dat zij niet in staat is om te werken en dat zij meer psychische en lichamelijke klachten heeft dan waarvan verweerder uitgaat. In de FML zijn onvoldoende beperkingen opgenomen. Zij wijst erop dat bij dynamische en statische handelingen geen enkele beperking is opgenomen in verband met de problemen met het evenwicht. Ook vindt eiseres dat ten onrechte geen beperking bij het onderdeel ‘zien’ is opgenomen. Eiseres vindt ook dat zij op psychisch gebied beperkter is, waarbij het gaat om beperkingen ten aanzien van inzicht in eigen kunnen, emotionele problemen van anderen hanteren, eigen gevoelens uiten, herinneren, de concentratie en het verdelen van de aandacht. Zij verwijst naar de brieven van haar behandelend psycholoog
Post van de Linde en naar de bevindingen van klinisch neuropsycholoog dr. J. Bruins, die concludeert dat regulatie van emoties en gedrag, gestoord zijn en dat er aanwijzingen zijn voor ernstige psychopathologie (depressie en PTSS). Verder vindt eiseres het onzorgvuldig dat de verzekeringsarts geen informatie bij de behandelend sector heeft opgevraagd.
2.2
Eiseres heeft in beroep medische informatie overgelegd van de behandelend sector, waarbij het gaat om een brief van orthoptist G.A. Vermeulen van 1 december 2015, een verslag van Bartimeus van 18 februari 2016, een brief van psycholoog Post van der Linde van 9 januari 2020, een mailbericht van haar huisarts van 25 januari 2020 en een doorverwijzing van de huisarts naar oogarts prof. dr. M. van Genderen van 17 september 2020. Ook heeft eiseres een expertiserapport overgelegd van neuroloog H.J.J.A. Bernsen van 15 juli 2019, inclusief een brief van deze neuroloog van 31 januari 2020 en het (definitieve) rapport van het op 8 oktober 2019 gehouden neuropsychologisch onderzoek van klinisch neuropsycholoog Bruins. Eiseres meent aan de hand van deze stukken aangetoond te hebben dat zij meer psychische en lichamelijke beperkingen heeft dan verweerder in acht heeft genomen.
2.3
Ter zitting heeft eiseres naar voren gebracht dat op 20 november 2020 een psychiatrisch onderzoek zal worden verricht en dat nog nader onderzoek plaats zal vinden naar de oogklachten van eiseres en de oorzaak daarvan bij Bartiméus. Eiseres heeft verzocht om de zaak aan te houden in afwachting van de rapporten die nog zullen worden uitgebracht.
3. De rechtbank heeft dit verzoek gehonoreerd, mede omdat de bedoelde rapporten mogelijk informatie zal bevatten over de medische oorzaken van de klachten die reeds op de datum in geding bestonden. Uit het vervolgens door eiseres overgelegde rapport van Bartiméus van 4 maart 2021 blijkt - kort samengevat - dat de gezichtsscherpte en het gezichtsveld bij eiseres goed zijn en er geen hoger visuele verwerkingsproblemen of problemen in de visuele aandacht in engere zin zijn. Het beeld komt in grote lijn overeen met wat eerder bij onderzoek door Bartiméus in 2016 naar voren kwam. Ook heeft eiseres een rapport van psychiater S. Henselmans van 21 april 2021 overgelegd. Hieruit blijkt - kort samengevat - dat de door eiseres op psychisch gebied genoemde beperkingen onvoldoende kunnen worden geobjectiveerd als gevolg van aanwijzingen voor problemen met de symptoomvaliditeit van de anamnese. Er zijn aanwijzingen voor symptoomaggravatie naar voren gekomen. Als diagnose heeft psychiater Henselmans een ongespecificeerde aanpassingsstoornis vastgesteld bij eiseres. Uit de bijgevoegde brief van eiseres van 29 april 2021 blijkt dat eiseres zich niet kan verenigen met de onderzoeksbevindingen van deze psychiater. Zij verzoekt de rechtbank om een onafhankelijke deskundige te benoemen om een neuropsychologisch onderzoek te laten verrichten naar haar beperkingen op de datum in geding. Met een dergelijk onderzoek kan volgens eiseres gezocht worden naar een objectieve verklaring voor haar klachten.
4. Uit de reactie van de verzekeringsarts b&b op de door eiseres overgelegde rapporten van 21 juni 2021, volgt - kort samengevat - dat deze arts geen aanleiding ziet om zijn standpunt te wijzigen.
5. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
6.1
Verweerder heeft zijn besluiten gebaseerd op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Hij mag die rapporten volgen als aan drie voorwaarden is voldaan. De rapporten moeten dan:
- op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- geen tegenstrijdigheden bevatten, en;
- voldoende begrijpelijk zijn.
6.2
Als eiseres van mening is dat een rapport niet aan deze voorwaarden voldoet, dan moet zij uitleggen waarom zij dat vindt. Als zij het niet eens is met de beoordeling van de verzekeringsartsen, dan moet zij informatie van een andere arts inbrengen waaruit blijkt dat de beoordeling onjuist is. Het is niet genoeg als eiseres alleen haar gezondheidsklachten noemt.
7. De rechtbank stelt bij de beoordeling van de volledigheid van de rapportages van de verzekeringsartsen voorop dat het tot de specifieke taak en deskundigheid van verzekeringsartsen van het Uwv behoort om medische gegevens te wegen en te vertalen in medische beperkingen. Dat geldt zowel voor lichamelijke als voor psychische beperkingen. Dit volgt uit de vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB). [1]
8.1
De rechtbank ziet in de beroepsgronden van eiseres geen aanleiding voor het oordeel dat het medisch onderzoek van de verzekeringsarts b&b onzorgvuldig of onvolledig was. De verzekeringsarts b&b heeft dossierstudie verricht, er heeft een hoorzitting plaatsgevonden en eiseres is door de verzekeringsarts b&b zowel lichamelijk als psychisch onderzocht. In aanvulling hierop heeft de verzekeringsarts b&b kennis genomen van de door eiseres ingebrachte medische informatie van de behandelend sector. De rechtbank vindt verder dat in het rapport van de verzekeringsarts b&b van 30 oktober 2019 de bevindingen van het medisch onderzoek helder staan omschreven. De verzekeringsarts b&b is ingegaan op de bezwaargronden en ook op de door eiseres in bezwaar en beroep overgelegde medische informatie van de behandelaars. De verzekeringsarts b&b heeft afdoende uitgelegd waarom er naast de reeds aangenomen beperkingen op psychisch en lichamelijk gebied, geen extra beperkingen worden aangenomen per de datum in geding (8 april 2019). Ook wordt uitgelegd waarom de klachten van eiseres niet van zodanige aard zijn dat zij niet als volledig arbeidsongeschikt kan worden beschouwd. Volgens de verzekeringsarts b&b voldoet eiseres immers niet aan de uitzonderingscriteria die vermeld staan in het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten. Er is daarom geen sprake van de situatie van ‘geen benutbare mogelijkheden’. Het feit dat geen sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid, betekent dat benutbare mogelijkheden moeten worden aangenomen.
8.2
De rechtbank heeft voorts geen aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat de verzekeringsarts b&b de beperkingen van eiseres niet juist zou hebben vastgesteld. Er zijn met betrekking tot de lichamelijke klachten diverse beperkingen in de FML geduid.
Er is tegen die achtergrond geen aanleiding de stelling dat eiseres met de thans ter beoordeling voorliggende FML tekort is gedaan, te volgen, te meer niet daar met betrekking tot de lichamelijke klachten bij de medische onderzoeken van de verzekeringsartsen slechts beperkte afwijkingen konden worden geobjectiveerd. De door eiseres in beroep overgelegde medische informatie leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel omdat hierin evenmin een concrete objectivering van met name de visusklachten naar voren komt. Op neurologisch gebied is er geen verklaring vastgesteld voor de visusklachten. De rechtbank verwijst naar het rapport van neuroloog Bernsen van 15 juli 2019 waaruit dit volgt. Uit de informatie van Bartiméus blijkt dat er bij het visueel functie onderzoek met een neuropsychologische observatie op 18 oktober 2016, en bij een oogheelkundig onderzoek op 10 december 2020 evenmin afwijkingen op oogheelkundig gebied zijn geconstateerd. Dit geldt ook voor het meest recente onderzoek, waarvan de onderzoeksresultaten in het rapport van 4 maart 2021 staan vermeld. Uit dit rapport volgt dat de gezichtsscherpte en het gezichtsveld bij eiseres goed zijn en er geen hoger visuele verwerkingsproblemen of problemen in de visuele aandacht in engere zin zijn vastgesteld. Het beeld komt in grote lijnen overeen met wat eerder al bij het onderzoek in 2016 naar voren kwam. In zoverre is er ook in de meest recente medische informatie geen medische oorzaak voor de (visus) klachten die op de datum in geding bestonden, naar voren gekomen. De rechtbank vindt daarom het standpunt van de verzekeringsarts b&b, verwoord in de nadere rapporten van 12 mei 2019 en 21 juni 2019, erop neerkomend dat de in beroep aangeleverde medische gegevens geen aanleiding geven om het standpunt te wijzigen, navolgbaar.
8.3
Ook met betrekking tot de psychische klachten zijn diverse beperkingen aangenomen in de FML. Het is naar het oordeel van de rechtbank evenmin objectief gebleken dat eiseres hiermee tekort is gedaan. Ten aanzien van de beroepsgrond van eiseres erop neerkomend dat de verzekeringsarts b&b bij de beoordeling onvoldoende rekening heeft gehouden met de diagnose die op psychisch gebied bij haar is vastgesteld, overweegt de rechtbank dat uit vaste rechtspraak van de CRvB volgt, dat voor de vraag of een betrokkene al dan niet arbeidsongeschikt is, niet de diagnose bepalend is maar de beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek per de datum in geding. [2] Het stellen van een diagnose brengt dus op zichzelf genomen niet mee dat sprake is van medisch objectiveerbare, uit ziekte of gebreken voortvloeiende, beperkingen. De rechtbank heeft uit de rapporten van de verzekeringsartsen afgeleid dat beide artsen bij het medisch onderzoek geen ernstig psychiatrisch beeld hebben waargenomen bij eiseres. Ook de behandeling die eiseres voor deze klachten ondergaat, zijnde een maandelijks gesprek met de psycholoog, zonder indicatie voor een intensievere behandeling, wijst niet op ernstige psychopathologie. Het door eiseres overgelegde neuropsychologische rapport van 8 oktober 2019 en het psychiatrische rapport van 21 april 2021, bieden evenmin aanknopingspunten voor het oordeel dat de beperkingen die eiseres op psychisch gebied stelt te hebben, ook daadwerkelijk van toepassing zijn op de datum in geding. Integendeel, zowel in het neuropsychologisch rapport als in het psychiatrisch rapport komt onderpresteren naar voren. Als gevolg hiervan kunnen onder meer cognitieve functies niet betrouwbaar in kaart worden gebracht. Daarbij komt dat bij het laatste psychiatrische onderzoek de klachten niet zonder meer konden worden verklaard door een psychiatrische stoornis. De klachten worden door de betreffende psychiater geïnterpreteerd in het licht van aanpassingsproblematiek. Dat de verzekeringsarts b&b in deze rapporten geen aanleiding heeft gezien om een ander standpunt in te nemen in beroep, acht de rechtbank navolgbaar.
8.4
De rechtbank wenst in het licht van het bovenstaande te benadrukken dat het feit dat eiseres het niet eens is met de door de verzekeringsarts b&b vastgestelde belastbaarheid, op zichzelf niet kan leiden tot het oordeel dat de medische beoordeling onjuist is. De rechtbank herhaalt dat het juist de specifieke deskundigheid van de verzekeringsartsen is om in arbeidsongeschiktheidszaken op basis van medisch objectiveerbare klachten beperkingen vast te stellen. De rechtbank wijst er in dit verband met nadruk op dat volgens vaste rechtspraak van de CRvB onder "ongeschiktheid tot werken" dient te worden verstaan het op medische gronden naar objectieve maatstaven gemeten niet kunnen of mogen verrichten van de in aanmerking komende arbeid, resulterend in een relevant inkomensverlies. Niet beslissend is dus de eigen opvatting en ervaring van eiseres dat zij niet kan werken, maar of eiseres als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken daartoe niet in staat is.
8.5
Zonder dus afbreuk te doen aan hoe eiseres zelf haar klachten ervaart en de impact daarvan op haar dagelijks leven, betekent het vorenstaande dat de medische component van het bestreden besluit naar het oordeel van de rechtbank op goede gronden berust. De beroepsgronden verwoord onder 2.1 tot en met 2.3 treffen daarom geen doel. Voor het benoemen van een deskundige ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding.
9. Uitgaande van de juistheid van de bij eiseres vastgestelde medische beperkingen ziet de rechtbank geen reden om haar geschiktheid voor de geduide functies in twijfel te trekken. Voor zover sprake is van zogenoemde signaleringen is naar het oordeel van de rechtbank door de arbeidsdeskundige b&b gemotiveerd waarom deze geen overschrijdingen opleveren van de belastbaarheid van eiseres op de datum in geding. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de geduide functies passen binnen de belastbaarheid van eiseres.
10. Het vorenstaande betekent dat aan eiseres terecht en op goede gronden met ingang van 8 april 2019 een WIA-uitkering is geweigerd.
11. Het beroep is daarom ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. O.M. Harms, rechter, in aanwezigheid van S.J.W. Stort, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 juli 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 6 februari 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:308).
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 2 november 2007, ECLI:NL:CRVB:2007:BB7575.