ECLI:NL:RBDHA:2021:8047
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 juli 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een Somalische vrouw, in beroep ging tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel niet in behandeling te nemen. De staatssecretaris stelde dat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiseres voerde aan dat er sprake was van structurele tekortkomingen in de opvangvoorzieningen voor asielzoekers in Frankrijk en dat haar zus, die in Nederland verblijft, een belangrijke rol speelde in haar situatie.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op 8 juli 2021 in Breda, waar eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde, aanwezig was. De rechtbank oordeelde dat de autoriteiten van Frankrijk verantwoordelijk waren voor de asielaanvraag en dat er geen reden was om aan te nemen dat de opvangvoorzieningen in Frankrijk niet adequaat waren. Eiseres had niet voldoende bewijs geleverd om haar claims over de opvang in Frankrijk te onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat de aanwezigheid van haar zus in Nederland geen aanleiding gaf om de asielaanvraag aan zich te trekken, aangezien deze zus geen gezinslid was in de zin van de Dublinverordening.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. M.J. Schouw, met mr. A.S. Hamans als griffier, en werd openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Eiseres heeft de mogelijkheid om binnen een week na bekendmaking hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.