In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Trustee Paternotte en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. De zaak betreft een last onder dwangsom die aan eiseres is opgelegd vanwege het gebruik van een woning in strijd met het bestemmingsplan en de huisvestingsverordening. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit van 17 september 2019, waarin haar werd opgedragen het strijdige gebruik van de woning te beëindigen. Het bestreden besluit van 27 februari 2020 verklaarde het bezwaar ongegrond, waarna eiseres beroep instelde.
Tijdens de zitting op 21 juni 2021 is eiseres niet verschenen, terwijl verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat op 17 juli 2019 een inspectie heeft plaatsgevonden waarbij prostitutie in de woning werd geconstateerd. Verweerder heeft daarop een last onder dwangsom opgelegd, die eiseres diende te beëindigen voor 7 oktober 2019, met een dwangsom van € 5.000,- per overtreding.
Eiseres betoogde dat zij geen overtreder was, omdat zij de woning had verhuurd aan een short stay-organisatie en dat er concreet zicht op legalisatie was door een aanvraag voor een omgevingsvergunning. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij niet op de hoogte kon zijn van het gebruik van de woning voor prostitutie. Bovendien was de aanvraag voor de omgevingsvergunning pas na het bestreden besluit ingediend, waardoor er geen concreet zicht op legalisatie bestond. De rechtbank concludeerde dat verweerder terecht had gehandeld en verklaarde het beroep ongegrond.