4.4.1Het conflict in Syrië
4.4.1.1 De bewijsmiddelen
In het dossier bevindt zich een kennisdocument met de titel ‘Kennisbijlage 140a WvSr Jabhat al-Nusra/Jabhat Fatah al-Sham/Hay’at Tharir al-Sham’. In dit document, dat is opgesteld door dr. [deskundige] (hierna: [deskundige]) en is uitgebracht door de Dienst Landelijke Recherche, wordt ingegaan op het conflict in Syrië, de betrokkenen bij dit conflict en de organisatie Jabhat al-Nusra. Het kennisdocument is gebaseerd op openbare bronnen zoals rapportages van mensenrechtenorganisaties, nieuwsberichten en social media. De rechtbank stelt op basis van dit kennisdocument en voormelde open bronnen het volgende vast.
De opstand in Syrië
In het voorjaar van 2011 begon de opstand in Syrië met protesten om hervormingen af te dwingen bij het regime van president Assad. Het regime probeerde de roep om hervormingen met grof geweld de kop in te drukken, maar dit bracht het verzet niet tot een einde. Al kort na het begin van het protest werd het optreden van het regime van president Assad door een groot deel van de wereldgemeenschap scherp veroordeeld. Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties Ban Ki-Moon stelde in de zomer van 2011 vast dat president Assad alle legitimiteit had verloren. Westerse staten drongen aan op zijn aftreden en vaardigden sancties uit tegen zijn regime. Aan het eind van 2011 begon de oppositie zich in reactie op de gewelddadigheden van het regime gewapend te verzetten. Hierbij werden wraakacties uitgevoerd tegen regeringstroepen en werden wijken in grote steden en gebieden op het platteland veroverd. Het Syrische bewind trad hiertegen met nog hardere hand op. Bij luchtaanvallen die werden uitgevoerd door de Syrische luchtmacht vielen veel burgerslachtoffers. Inspecteurs van de Verenigde Naties hebben in de zomer van 2013 vastgesteld dat op 21 augustus 2013 in Damascus een aanval plaatsvond met het zenuwgas sarin. In de laatste maanden van 2013 zijn er aanwijzingen dat het Syrische regime de aanvallen met ‘barrel bombs’ heeft opgevoerd.
Mensenrechtenschendingen vonden plaats aan de kant van de regeringstroepen en paramilitaire milities, maar ook aan de kant van de gewapende opposities. De gewapende opposities maakten zich onder meer schuldig aan standrechtelijke executies, kidnapping en marteling van gevangengenomen regeringssoldaten, leden van de pro-Assad milities en personen die als informant van het Assadregime werden aangemerkt. Diverse strijdgroepen zouden zich schuldig hebben gemaakt aan het illegaal vasthouden van een groot aantal gedetineerden, aan marteling en executies. Eind 2012 rapporteert de Independent international commission of inquiry on the Syrian Arab Republic (IICISAR) dat de intensiteit van het geweld in 2012 is toegenomen, onder meer naar nieuwe gebieden. In het rapport worden verschillende aanslagen genoemd in onder meer de regio Deir ez-Zor. De schattingen van het aantal slachtoffers van de vijandelijkheden tot en met juli 2012 lopen uiteen van 7.928 personen tot 22.000 personen.In 2012 rapporteert de Hoge Commissaris voor vluchtelingen van de Verenigde Naties dat het aantal ontheemden in Syrië op 2 miljoen wordt geschat en meer dan een half miljoen burgers Syrië zijn ontvlucht.
Het Vrije Syrische Leger
Eén van de betrokken groepen opstandelingen was het Vrije Syrische Leger (
al-jaysh al-suri al-hurr), een samenwerkingsverband van gewapende groeperingen die tegen de Syrische overheid vochten met als doel het ten val brengen van het regime van Assad en het vestigen van een democratie. Dit samenwerkingsverband is ontstaan in 2011 nadat een aantal militairen uit het Syrische leger was gedeserteerd. Het Vrije Syrische leger ontbrak het echter aan centrale leiding. De groepering heeft dit in de loop van 2012 geprobeerd te verbeteren door in de gebieden waarover zij controle hadden, een militaire raad op te richten die leiderschap claimde over de groepen die in het desbetreffende gebied vochten.
Jihadistische strijdgroepen
Naarmate de strijd in Syrië vorderde, nam de invloed van jihadistische groepen steeds meer toe. Islamisme werd de hoofdstroming van de verzetsbeweging. Het doel van deze strijdgroepen was niet alleen het ten val brengen van het regime van Assad, maar tevens de vestiging van een streng islamitische staat op het grondgebied van Syrië, waar de door hen voorgestane versie van de sharia zou worden geïmplementeerd. Aan het einde van 2012 leken de islamitische en jihadistische groeperingen de overhand te hebben gekregen ten koste van het Vrije Syrische Leger. In 2012 werd de aanwezigheid van Al-Qa’idastrijders in Syrië door commandanten van het Vrije Syrische Leger bevestigd. Medio 2012 gaven commandanten van het Vrije Syrische Leger voorts aan dat de invloed van jihadistische groepen steeds sterker werd en dat zij meer terrein wonnen en dat deze groeperingen in tegenstelling tot het Vrije Syrische Leger geen problemen leken te hebben om hun strijd tegen het Syrische regime te financieren. Ondanks verschillen in toekomstvisie ten aanzien van de staatsvorm leken (delen van) het Vrije Syrische Leger in de zomer van 2012 nog niet afwijzend te staan tegenover samenwerking met jihadistische groepen in de strijd tegen het Assad-regime. De toestroom aan geld en wapens leek gematigde islamisten en zelfs seculiere strijders aan te moedigen zich aan te sluiten bij de jihadi-salafistische groepen.In een rapport van juli 2013 van de IICISAR is opgenomen dat het voortdurende geweld in Syrië de radicalisering van de anti-regeringsstrijders heeft versneld. Hierdoor werden radicale groepen, met name Jabhat al-Nusra, in staat gesteld hun invloed uit te breiden.
Jabhat al-Nusra
In januari 2012 maakte Jabhat al-Nusra (voluit: ‘
Jabhat al-Nusra li-ahl al-Sham min muiahidin al-Sham fi sahat al-jihad’(Hulpfront voor het Syrische Volk van(uit) de Mujahideen van (Groot-) Syrië in de jihad arena’s)) haar oprichting door middel van een videoboodschap bekend. Aan het hoofd van Jabhat al-Nusra stond Abu Mohammed al-Jawlani. Het doel van deze strijdgroep was ook niet alleen het ten val brengen van het regime van Assad, maar ook het doden van de soldaten van Assad en de shabiha (pro-regime milities) en de vestiging van een streng islamitische staat op het grondgebied van Syrië, waar de door hen voorgestane versie van de sharia zou worden geïmplementeerd. In april 2013 bevestigde [leider 1] de band met Al-Qa’ida en legde de eed van trouw af aan Al-Qa’ida leider Al-Zawahiri.
Jabhat al-Nusra beschikte over een adviesraad (
majlis al-shura) die aan het hoofd van de organisatie stond en zowel strategisch beleid als religieuze regels vaststelde. De raad
beschikte over vertegenwoordigers in de diverse gebieden die Jabhat al-Nusra in Syrië in handen had. Een aantal leden van de adviesraad waren vertrouwelingen van of lid van Al-Qa’ida. Jabhat al-Nusra beschikte over een militaire tak (
Jaish Nusra,het leger van al-Nusra), bestaande uit commandotroepen. Daarnaast beschikte Jabhat al-Nusra over een eigen politiekorps,
as-shurta al-islamiyya,een islamitische politie die onder meer lijfstraffen en executies uitvoerde die door de shari’ah rechtbanken in het door hun bezette gebied werden uitgevoerd. Om lid te worden van Jabhat al-Nusra was een getuigschrift (
tazkiya)vereist, waarin een getuige bevestiging gaf van de eerzame reputatie van het aspirant-lid. De referent moest in kunnen staan voor de religieuze toewijding en militaire vaardigheden. Nieuwe rekruten ondergingen een training in een trainingskamp bestaande uit een religieus programma en een militair programma.
De militaire operaties van Jabhat al-Nusra zagen zowel op het regime van Assad als op de alawitische en sjiitische burgerbevolking. In de eerste helft van 2012 claimde Jabhat al-Nusra verschillende aanslagen in Syrië, waaronder zelfmoordaanslagen en aanslagen door middel van zogenaamde IED’s (Improvised Explosive Devices). In april en mei 2013 werden onder meer mortieren en raketten afgevuurd op sjiitische enclaves. De IICISAR rapporteerde in 2014 over openbare executies in Tal Abyad door Jabhat al-Nusra in 2013 en dat dergelijke executies uitgevoerd werden om hun aanwezigheid in de regio te waarborgen en angst in te boezemen bij de burgerpopulatie.
4.4.2De gedragingen van de verdachte
4.4.2.1 De bewijsmiddelen
De executievideo’s
Door de politie is op 13 juli 2017 op YouTube een video aangetroffen die op 18 juli 2012 werd geplaatst (hierna: video 1). De uit het Arabisch vertaalde titel van de video is 'Execution of lieutenant Colonel / [slachtoffer] by the hands of the free Army "Syria" + 18'. Onder de video staat:
‘The elimination of the Shabih Lieutenant Colonel [slachtoffer] by the hands of the heroes of Battalion Ghuraba’a Mohassan. This Shabih was shelling the civilians with the artillery in the Dair Al-Zor airport. He received from God what he deserves.’ De politie heeft geverbaliseerd dat op de beelden een man te zien is die met een ontbloot bovenlijf en een bebloede linkerhelft van het gezicht in de richting van een rivier loopt. Vervolgens worden verschillende schoten gelost en is te zien is dat de gewonde man in het water ligt. Hij lijkt overleden te zijn.
Op 16 november 2017 is door de politie op YouTube een video aangetroffen die lijkt op de hiervoor beschreven beelden (hierna: video 2). Vergelijkend onderzoek aan video 1 en video 2 heeft bij de politie tot de conclusie geleid dat het twee verschillende versies van dezelfde video zijn, waarbij in video 2 meer zichtbaar is doordat er in tegenstelling tot video 1 niet is ingezoomd.
De politie heeft een zogenaamd OSINT-rapport (open source intelligence) opgemaakt over de man met ontbloot bovenlijf die op de executievideo’s is te zien en die [slachtoffer] zou zijn. In het rapport staat vermeld dat op een Arabische site die aan het regime gelieerde martelaren aanprijst is te vinden dat [slachtoffer] is geboren in [geboorteplaats slachtoffer] in [geboortejaar slachtoffer], dat hij getrouwd is, dat hij de rang van luitenant-kolonel heeft en dat hij martelaar is in Deir ez-Zor, Mohassan, 10 juli 2012.
Via geolocating is de locatie bepaald waar de video’s zijn opgenomen. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat de locatie zich bevindt nabij de plaats Al-Muhasan (de rechtbank begrijpt: Mohassan) in het Syrische gouvernement Deir ez-Zor. Verder is geverbaliseerd dat ten westen van de vermoedelijke executielocatie zich een waterzuiveringsinstallatie bevindt die binnen de wijk [wijk 1] valt. Dit betreft de wijk waar de verdachte gedurende de revolutie verbleef.
Ten overstaan van de Duitse politie heeft [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1]), een Syriër die woonachtig is in Duitsland, verklaard dat hij één van de makers was van de executievideo’s. In Duitsland is op 12 september 2019 een doorzoeking in de woning van [betrokkene 1] verricht, waarbij verschillende gegevensdragers in beslag zijn genomen. Op 22 juli 2020 heeft de Duitse politie een CD-ROM verstrekt aan de Nederlandse politie met daarop onder meer videobestand [videobestand 1] (hierna: video 3).
Video 3 betreft een video van 9 minuten en 26 seconden en ziet gedeeltelijk op hetzelfde incident als te zien is in video’s 1 en 2. De gesproken teksten zijn in de Arabische taal en zijn door een beëdigd tolk in het proces-verbaal van de Nederlandse politie vertaald. De video start met een fragment in een auto waarbij twee mannen in beeld zijn, waarvan één van de mannen voorover zit en op zijn rug en schouders touwen lijkt te hebben. De tweede man in beeld is door de Duitse politie geïdentificeerd als [betrokkene 2] (hierna: [betrokkene 2]). Vervolgens draait de camera en is te zien dat de voorovergebogen man verschillende (open) wonden en beurse plekken op zijn gezicht en lichaam heeft. Aan de rechterzijde van zijn gezicht heeft hij zwellingen en een dicht oog. De politie herkent deze man als zijnde [slachtoffer], welke te zien is op video’s 1 en 2. Op de beelden is te zien dat, naast degene die filmt, zeven personen in de auto zitten en verschillende vuurwapens in de auto aanwezig zijn. De bestuurder van de auto wordt door de verbalisant herkend als de verdachte.
Na minuut 02:15 komt de auto tot stilstand en stappen de verdachte en passagiers uit de auto. Vervolgens is een man in beeld met een vuurwapen. Deze man is door de Duitse politie geïdentificeerd als zijnde [betrokkene 1]. [Betrokkene 1] zegt: “
De verlossing komt je zo tegemoet.” De verdachte zegt: “
Neem hem mee breng hem daarheen.” Dan verdwijnt de verdachte uit beeld. [Betrokkene 2] zegt: “
Naar achter het huis… neem hem naar achter het huis lopen maar.” Op de beelden is te zien dat de verdachte in zijn rechterhand een revolver vasthoudt. De groep mannen loopt vervolgens een pad af, waarbij de verdachte vooroploopt.
Bij minuut 03:14 is te horen:
[Betrokkene 2]: “Naar hel en de aller slechtste lotsbestemming.”
Bij minuut 03:18:
X: “Een officier van het leger van Al-Assad wordt naar zijn onvermijdelijke lot toe geleid.”
X: “Luitenantkolonel [slachtoffer] van divisie zeventien ... die nu door
[Betrokkene 2]: [fluisterend] “Commandant van een luchtverdedigingscompagnie”
[Betrokkene 1](Rb: [betrokkene 1])
: “Deir ez-Zor, de plaats Mohassan tien zeven tweeduizendtwaalf.”
X: “Bataljon Ghurabaa Mouhassan.”
[Betrokkene 2]: [fluisterend] “En Bataljon lz AI-Din AI-Qassam.”
X: “en Bataljon lz AI-Din AI-Qassam ... naar zijn onvermijdelijke lot wordt toe geleid.”
[Betrokkene 1]: “Naar zijn onvermijdelijke lot.”
[Betrokkene 2]: “Allahu akbar.”
[Betrokkene 1]: “De lot van elke verrader van iedereen die burgers bombardeert.”
De verdachte: “[slachtoffer] ...”
X: “Met gods hulp is luitenantkolonel [slachtoffer] gevangengenomen uit de gelederen van de verraderlijke divisie zeventien die een pion is van Bashar Al-Assad en Israël.”
Na minuut 05:52 zegt [betrokkene 1]:
“Deir ez-Zor, de plaats Mohassan tien zeven tweeduizendtwaalf,
voltrok zich met Zijn hulp (Hij zij verheven) de gevangenneming van de luitenant-kolonel [slachtoffer] uit de gelederen van divisie zeventien die burgers aan het bombarderen was.”
De groep komt vervolgens aan bij het water en slaat van het pad af. Na minuut 06:50 is te zien dat de verdachte een plek aanwijst bij het water en in de richting van [slachtoffer] kijkt. Te horen is dat de verdachte zegt: “
Jij … Daar…”.Te zien is dat de verdachte zijn revolver voor zijn mond brengt, alsof hij naar de anderen gebaart dat ze stil moeten zijn. Vervolgens richt de verdachte zich tot [slachtoffer]. [Betrokkene 2] richt zijn vuurwapen op [slachtoffer]. De politie verbaliseert dat het na minuut 07:05 lijkt alsof de verdachte [betrokkene 2], die zijn vuurwapen op [slachtoffer] heeft gericht, een teken geeft dat hij nog niets mag doen. Vervolgens stelt de verdachte [slachtoffer] verschillende vragen en stopt [betrokkene 2] met het richten van zijn vuurwapen op [slachtoffer].
De verdachte: “Het hele Syrische volk beklaagt zich bij Allah”
[Slachtoffer]: “Ik heb bij god niemand vermoord ... ik heb bij god niemand vermoord.”
De verdachte: “Jouw bloed ... jouw bloed jongen is niet meer waard ... is niet meer waard dan het bloed. Jouw bloed is niet dierbaarder dan het bloed van ... het volk dat vermoord wordt.”
[Betrokkene 1](Rb: [betrokkene 1])
: “Luitenantkolonel [slachtoffer] uit de gelederen van divisie zeventien.”
[Slachtoffer]: “Ik heb niemand vermoord.”
De verdachte: “Jullie hebben Bashar gevolgd en geen rekening gehouden met deze dag.”
[Betrokkene 1]: “Met Zijn hulp (Hij zij verheven) de gevangenneming van de luitenantkolonel.”
X: “De gevangene luitenantkolonel [slachtoffer].”
[Betrokkene 1]: “[slachtoffer] door bataljon Ghurabaa Mouhassan en bataljon lz AI-Din AI-Qassam en hij zal de beloning van elke verrader iedereen die weerloze burgers bombardeerde de beloning van iedereen die Bashar Al-Assad steunt.”
De verdachte: “Til je hoofd op ... wat wat vind je van deze losbestemming ... wat vind je ervan? Bashar heeft jullie erin laten verstrikken ... door hem ben jij hier terecht gekomen... wat vind je hiervan?”
X: “Hoeveel geld heb je ons aangeboden om jou vrij te laten?”
De verdachte: “Hoeveel is het laatste bedrag dat jij zei ik betaal het, hoeveel?”
[Slachtoffer]: ”Vijftien.”
De verdachte: “Hoeveel?”
[Slachtoffer]: “Vijftien ... miljoen.”
De verdachte: “Vijftien waaat?”
[Slachtoffer]: “Vijftien miljoen.”
De verdachte: “Vijftien miljoen is mij geen zier waard het is mij geen druppel bloed waard van van van van het bloed eh van de kinderen die gedood zijn in in Deir ez Zor of in Homs of in al-Haula of in welke plaats ook.”
X: “Laten jullie hem hier?”
[Slachtoffer]: “Ik heb niemand vermoord, bij God ik heb niemand vermoord.”
X: “Vooruit, in Gods naam.”
Na minuut 08:19 is te zien hoe de verdachte de revolver in zijn rechterhand op [slachtoffer] richt. Na minuut 08:20 is volgens de verbalisant te horen en te zien dat de verdachte het eerste schot lost in de richting van [slachtoffer]. [slachtoffer] buigt zijn hoofd en het water spat achter hem op. Daarna worden verschillende schoten gelost. Ook [betrokkene 2] schiet met zijn vuurwapen. Na het derde schot is te zien dat [slachtoffer] op zijn knieën valt. [Slachtoffer] rolt om en komt op zijn rug aan de waterkant te liggen. Na minuut 08:27 is in beeld dat [slachtoffer] roerloos aan de waterkant ligt. Daarna worden er meerdere schoten gelost, waaronder meermaals op het hoofd van [slachtoffer]. Na minuut 08:44 uur is onder meer te horen:
X: “Dit is het einde van elke verrader en van elke moordenaar en van elke misdadiger die het voorzien heeft op [1 woord onverstaanbaar omdat A hier begint te spreken] onschuldige Syriërs.”
De verdachte (de rechtbank begrijpt ‘X’ en niet ‘de verdachte’, gelet op pagina 104 van map D
): “De terechtstelling van de verrader luitenant-kolonel [slachtoffer] door bataljon Ghuraba Muhassan en bataljon lz AI-Din al-Qassam ... dit is de beloning van elke verrader van iedereen die burgers aanvalt en burgerwoningen bombardeert.”
X: “Laten we hem verplaatsen, onreine laten we hem maar verplaatsen wegens
de stank van ontbinding.”
Na minuut 09:25 wordt de opname gestopt.
Het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) heeft onderzoek naar de executievideo (video 1 en 3) verricht en geconcludeerd dat in totaal 26 schoten zijn gelost, waarbij een revolver en één of meerdere kalasjnikovs zijn gebruikt. Gelet op de effecten van de schoten van de revolver, vermoedt de ballistisch expert dat het een double action revolver betreft waarmee .38 Special patronen worden verschoten. De meeste revolvers van dit type kunnen maximaal zes patronen bevatten. In het NFI-rapport is opgenomen dat zichtbaar en/of hoorbaar is dat er vijfmaal geschoten wordt met de revolver (schot 1, 11, 12, 16 en 17).
Het eerste schot werd gelost door de man met de revolver in de richting van het hoofd van het slachtoffer en heeft het slachtoffer vermoedelijk gepasseerd. Daarna worden negen schoten gelost door een man met ‘kalasjnikov 1’ (de rechtbank begrijpt: in handen van [betrokkene 2]). Het slachtoffer wordt geraakt door een deel van deze schoten. Na schot 10 toont het lichaam van het slachtoffer uitsluitend fysische effecten van kogelinslagen en is het aannemelijk dat vanaf dat moment en mogelijk al eerder sprake is van verlies van hersenfunctie en/of ruggenmergfunctie. De man met ‘kalasjnikov 1’ verplaatst zich naar links en verdwijnt uit beeld. Het lichaam toont geen zichtbare ademhaling of andersoortige beweging.
Schot 11 en 12, gelost met de revolver, passeren het slachtoffer. Het NFI heeft gerapporteerd dat schot 14 en 15 samenvallen, en dat de beelden van schot 14 het beste passen bij een schot uit de revolver, gevolgd door een schot van een kalasjnikov. Eén van beide kogels raakt de buik van het slachtoffer. De kogel van schot nummer 16, gelost met de revolver, raakt het slachtoffer rechts in de borst. Het slachtoffer toont alleszins geen zichtbare tekenen van leven. Schot 17, gelost met de revolver, passeert het slachtoffer. Na schot 17 is te zien dat de trekker van de revolver wordt overgehaald, zonder dat schoten worden gelost.
De daaropvolgende schoten worden met een kalasjnikov gelost in de richting van het hoofd en bovenlichaam van het slachtoffer en lijken in het hoofd, bovenlichaam en/of de grond vlakbij het hoofd van het slachtoffer in te slaan. Bij een deel van de schoten is beweging van het lichaam waarneembaar, met name ter hoogte van het hoofd. Het lichaam toont geen zichtbare ademhaling of andersoortige beweging.
In de executievideo (video 3) zijn twee kalasjnikovs te zien en één persoon met een revolver, te weten de verdachte.
De verdachte heeft verklaard dat hij van 1991 tot 2011 beroepsmilitair was. Op 8 augustus 2011 is hij gedeserteerd; vanaf die tijd zat hij in verschillende huizen ondergedoken in Mohassan. Rond april 2012 heeft hij daar samen met acht à negen andere mannen de groep Ghuraba’a Mohassan gevormd. Ghuraba’a Mohassan behoorde tot het Vrije Syrische Leger en viel onder de Militaire Raad, aldus de verdachte.
Met betrekking tot het slachtoffer [slachtoffer] heeft de verdachte verklaard dat hij de avond voor de executie heeft gehoord dat [slachtoffer] was opgepakt en gevangengenomen door mensen uit een dorp zo’n 300 kilometer bij Mohassan vandaan. Vervolgens is hij overgedragen aan de brigade van [betrokkene 2], te weten bataljon Iz Al-Din al-Qassam. [Betrokkene 2] was de commandant van Iz Al-Din al-Qassam en Iz Al-Din al-Qassam was onderdeel van het Vrije Syrische Leger. De verdachte heeft toen gehoord dat [betrokkene 2] het plan had om deze [slachtoffer] te doden.
De volgende ochtend rond 05.00 uur is hij naar de school gegaan en daar heeft hij [betrokkene 2] gesproken. [Betrokkene 2] vertelde de verdachte alles over [slachtoffer] en dat hij het plan had om [slachtoffer] te doden bij de oever van de rivier. De verdachte is vervolgens met [betrokkene 2] en een aantal andere mannen naar de oever van de rivier gereden, waarbij de verdachte het voertuig heeft bestuurd. [Slachtoffer] is bij de oever in het water gaan staan en de verdachte heeft een kort gesprek gevoerd met [slachtoffer] en heeft schoten gelost in de richting van [slachtoffer]. De verdachte herkent zichzelf als de persoon met de revolver, die te zien is op de video 3.
4.4.2.2 Tussenconclusies
De rechtbank stelt op basis van voormelde bewijsmiddelen het volgende vast.
Video 3 is gemaakt nabij de Syrische plaats Mohassan in het Syrische gouvernement Deir ez-Zor, aan de oever van de Eufraat. De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen voorts vast dat de persoon die in de video beschoten wordt, [slachtoffer] betreft. In deze video zijn acht personen te zien die in een auto zitten, waaronder [slachtoffer]. De verdachte bestuurt deze auto. De auto komt tot stilstand, de groep stapt uit en loopt vervolgens gezamenlijk een pad af naar de oever van de Eufraat. De groep beschikt over twee kalasjnikovs, de verdachte heeft een revolver vast. [Slachtoffer] was een gevangengenomen militair van het Syrische leger.
Nadat de verdachte aan de oever van de Eufraat het laatste gesprek heeft gevoerd met [slachtoffer], lost de verdachte het eerste schot in de richting van [slachtoffer] met een revolver. In totaal worden met de revolver en één of meer kalasjnikovs zesentwintig schoten gelost op of in de richting van [slachtoffer]. Het NFI heeft gerapporteerd dat zichtbaar en/of hoorbaar is dat de revolver vijfmaal schiet (schot 1, 11, 12, 16 en 17) en dat de beelden van schot 14 het beste passen bij een schot uit de revolver. Na schot 17 wordt de trekker van de revolver wel overgehaald maar is zichtbaar dat geen kogels meer gelost worden. Dit beeld past bij een revolver waarmee zes kogels kunnen worden verschoten en reeds verschoten zijn. Gelet op voornoemde bevindingen acht de rechtbank het waarschijnlijk en aannemelijk dat ook schot 14 met de revolver is gelost. De rechtbank stelt aldus vast dat zes schoten zijn gelost met de revolver, waarvan in ieder geval één schot [slachtoffer] heeft geraakt.
De rechtbank acht de stelling van de verdediging dat nog een persoon met een revolver bij de executie aanwezig was, onaannemelijk. De rechtbank heeft geconstateerd dat slechts één persoon in de executievideo te zien is met een revolver, te weten de verdachte. Voor het overige zijn er geen aanknopingspunten om te veronderstellen dat er nog een persoon aanwezig was met een revolver. De verdachte heeft ook niet kunnen aangeven wie de andere persoon was in de executievideo met een tweede revolver. De rechtbank gaat er daarom ook vanuit dat de verdachte de (enige) persoon met de revolver is in de executievideo. De rechtbank ziet voorts geen aanleiding om te twijfelen aan de conclusies van het NFI. De rechtbank acht daarom ook de verklaring van de verdachte dat hij slechts drie patronen in zijn revolver had, onaannemelijk.
[Slachtoffer] vertoont na afloop van de beschietingen geen tekenen van leven. De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer] op 10 juli 2012 in Syrië door middel van kogels om het leven is gebracht. Niet vast staat dat de verdachte met één van de schoten met de revolver [slachtoffer] heeft geraakt toen [slachtoffer] nog leefde. De rechtbank kan daarom niet met zekerheid vaststellen dat de verdachte ‘alleen’ verantwoordelijk kan worden gehouden voor de dood van [slachtoffer].
De rechtbank stelt op basis van de verklaring van de verdachte voorts vast dat de verdachte in deze periode betrokken was bij de strijdgroep Ghuraba’a Mohassan, bestaande uit gedeserteerde beroepsmilitairen. Ghuraba’a Mohassan beschikte over wapens en was betrokken bij het Vrije Syrische Leger en de Militaire Raad. Ghuraba’a Mohassan was actief in en nabij Mohassan, in de provincie Deir ez-Zor.
Medeplegen
Vervolgens ligt de vraag aan de rechtbank voor of de verdachte door middel van het ten laste gelegde ‘medeplegen’ verantwoordelijk kan worden gehouden voor de dood van [slachtoffer].
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de volgende feiten en omstandigheden een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en anderen worden afgeleid. [Slachtoffer] wordt door de groep gewapend begeleid naar de plek van de uit te voeren executie, eerst met een auto die door de verdachte wordt bestuurd en later lopend naar de oever van de Eufraat. Daarbij geven de verdachte en [betrokkene 2] aanwijzingen in welke richting de groep naar de rivier de Eufraat moet lopen en vervolgens lopen [betrokkene 2] en de verdachte enige tijd voorop. Door andere personen uit de groep wordt [slachtoffer] gefilmd en gezegd dat hij zijn onvermijdelijke lot tegemoet gaat. De verdachte wijst aan de oever van de Eufraat de plek aan waar [slachtoffer] in het water moet gaan staan en brengt zijn revolver voor zijn mond alsof hij naar de groep gebaart dat ze stil moeten zijn. Vervolgens richt de verdachte zich weer tot [slachtoffer] en is te zien dat [betrokkene 2] zijn vuurwapen gericht houdt op [slachtoffer]. De verdachte draait zich vervolgens naar rechts en maakt een gebaar met zijn hoofd in de richting van [betrokkene 2], waarna [betrokkene 2] zijn wapen naar boven richt. De verdachte voert vervolgens het laatste gesprek met [slachtoffer]. Nadat de verdachte het eerste schot lost in de richting van [slachtoffer], lost [betrokkene 2] met een kalasjnikov meerdere schoten in de richting van [slachtoffer]. Aannemelijk is dat ook schoten zijn gelost door een andere persoon uit de groep met een kalasjnikov. De verdachte heeft immers zes van de zesentwintig schoten in de richting van [slachtoffer] gelost. Daarna is te zien op de beelden dat [betrokkene 2] negen schoten lost in de richting van [slachtoffer] maar dan uit beeld verdwijnt.
Uit het voorgaande kan afgeleid worden dat de verdachte samen met anderen bewust en nauw heeft samengewerkt bij de executie van [slachtoffer], waarbij de verdachte een leidende rol had. Van een onderschikte rol, zoals de verdachte heeft verklaard, is geenszins gebleken. Integendeel, er zijn veeleer aanwijzingen dat [betrokkene 2] een ondergeschikte rol had aan die van de verdachte. Immers blijkt op basis van de video dat de verdachte verschillende keren de handelingen van [betrokkene 2] stuurt en het voortouw neemt in de aanloop naar de executie, zonder dat daartoe instructies te horen of te zien zijn van de kant van [betrokkene 2].
De rechtbank is anders dan de verdediging van oordeel dat uit de executievideo geen feiten en omstandigheden blijken waaruit kan worden afgeleid dat de verdachte door de situatie werd gedwongen om te schieten vanwege gevaar voor zijn eigen leven. Zo is in de executievideo niets waar te nemen van enige discussie tussen de verdachte en [betrokkene 2] over het mogelijk overdragen van [slachtoffer] aan de verdachte ten behoeve van een gevangenenruil. [Betrokkene 1] zegt kort na het verlaten van de auto tegen [slachtoffer] “De verlossing komt je zo tegemoet”, hetgeen de verklaringen van de verdachte en [betrokkene 1] weerspreekt dat de verdachte toen (nog) van plan was om te proberen [slachtoffer] tegen zijn broer te kunnen ruilen. De overige waarnemingen in de executievideo passen ook bij een gerichte executie van [slachtoffer] waaraan de verdachte met zijn leidende rol een wezenlijke bijdrage heeft geleverd.
De rechtbank heeft samen met de officier van justitie en de verdediging geconstateerd dat de verdachte gedurende het onderzoek verschillende verklaringen over de executie heeft afgelegd die elkaar op essentiële onderdelen tegenspreken. De rechtbank maakt voor het bewijs dan ook alleen gebruik van de verklaring van de verdachte voor zover deze aannemelijk is gelet op de inhoud van de executievideo.
De rechtbank laat in het midden of de verdachte met opzet misgeschoten heeft, nu dat de hierboven vastgestelde strafrechtelijke verantwoordelijkheid niet wegneemt. Dit geldt met name niet omdat de verdachte door als eerste te schieten, [betrokkene 2] en één of meer anderen heeft aangespoord dat ook te doen. De verdachte wist immers dat [betrokkene 2] [slachtoffer] wilde doden.
De rechtbank is, anders dan de verdediging, aldus van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en anderen, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.