Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 juli 2021 in de zaak tussen
[naam eiseres], eiseres,
[naam minderjarige],
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een verblijfsvergunning op grond van de Afsluitingsregeling voor langdurig verblijvende kinderen. Eiseres, een Eritrese vrouw, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning voor haar en haar dochter, die in Nederland verblijven. De aanvraag werd afgewezen omdat zij niet beschikten over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en niet voldeden aan de voorwaarden van de Afsluitingsregeling. Eiseres had eerder een asielaanvraag ingediend die was afgewezen, en de rechtbank oordeelde dat de dochter, geboren na de afwijzing van de asielaanvraag, niet in aanmerking kwam voor de regeling. Eiseres voerde aan dat het besluit in strijd was met het rechtszekerheidsbeginsel en dat de glutenallergie van haar dochter bescherming in Nederland vereiste. De rechtbank oordeelde echter dat de afwijzing van de aanvraag terecht was, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op het mvv-vereiste rechtvaardigden. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen daarvan in stand. Tevens werd de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van griffierecht en proceskosten.