ECLI:NL:RBDHA:2021:7124
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ongewenstverklaring van een staatloze vreemdeling en de toepassing van het Unierechtelijk openbare ordebegrip
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 13 juli 2021, betreft het een beroep van een staatloze vreemdeling tegen zijn ongewenstverklaring door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, die sinds 2010 in het Verenigd Koninkrijk woont, was eerder in het bezit van een verblijfsvergunning in Nederland, maar deze werd ingetrokken vanwege het niet voldoen aan de voorwaarden. De ongewenstverklaring is gebaseerd op artikel 67 van de Vreemdelingenwet, waarbij de Staatssecretaris stelt dat de eiser een gevaar vormt voor de openbare orde, in het belang van de internationale betrekkingen van Nederland. De rechtbank oordeelt dat de Staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd dat de eiser een actuele, werkelijke en voldoende ernstige bedreiging vormt voor de samenleving. De rechtbank wijst op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie, waarin is bepaald dat de beoordeling van de bedreiging moet plaatsvinden op basis van het persoonlijke gedrag van de vreemdeling en dat het evenredigheidsbeginsel moet worden gerespecteerd. De rechtbank concludeert dat de ongewenstverklaring niet gerechtvaardigd is en vernietigt het bestreden besluit. De Staatssecretaris moet een nieuw besluit nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de uitspraak van de rechtbank.