Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de meervoudige kamer van 8 juni 2021 in de zaak tussen
[eiser] , v-nummer [nummer] , eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
fair balancetussen zijn belangen en de belangen van de staat. Eiser wijst daarbij onder meer op de omstandigheden dat hij op jonge leeftijd als 13-jarige alleenstaande minderjarige asielzoeker naar Nederland is gekomen, dat hij al twintig jaar in Nederland verblijft en hier is geworteld, dat hij vrijwel geen banden heeft met Angola en dat hij een onderneming heeft. Ook voert eiser aan dat verweerder ten onrechte delicten bij zijn beoordeling heeft betrokken waarvoor eiser nog niet onherroepelijk is veroordeeld en dat de criminele antecedenten niet volledig aan hem zelf zijn toe te rekenen, omdat deze mede het gevolg zijn van onvoldoende begeleiding tijdens zijn jeugd en dus van het onvoldoende nakomen van de op de Nederlandse Staat rustende zorgplicht voor alleenstaande minderjarige asielzoekers.
ex nuncbeoordeling. Eiser verwijst in dit kader naar een artikel van prof. mr. Pieter Boeles. [5] Verweerder kan volgens eiser niet volstaan met het verwijzen naar nationale wet- en regelgeving, vanwege de voorrang van het Unierecht. Het Unierechtelijk evenredigheidsbeginsel is volgens eiser niet identiek aan het nationale evenredigheidsbeginsel, maar wordt mede bepaald door het doel van de Unierechtelijke regeling, de fundamentele rechten van het EU Handvest en de rechtspraak van het Hof van Justitie.
- de stappen van de terugkeerprocedure zijn doorlopen zonder dat de vreemdeling het grondgebied van de lidstaten daadwerkelijk heeft verlaten;
- de vreemdeling kennis heeft van het inreisverbod dat is uitgevaardigd met name vanwege diens strafrechtelijke antecedenten of vanwege het gevaar dat hij vormt voor de openbare orde of de nationale veiligheid; en
- het strafbaar gestelde gedrag niet is omschreven door verwijzing naar schending van dat inreisverbod.