ECLI:NL:RBDHA:2021:6674
Rechtbank Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Echtscheiding en rechtsmacht van de Nederlandse rechter in internationale context
In deze beschikking van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 30 juni 2021, wordt een verzoek tot echtscheiding behandeld tussen twee partijen, een vrouw met de Nederlandse nationaliteit en een man met de Dominicaanse nationaliteit. De vrouw woont in Jordanië en de man in Bangladesh. Beide partijen hebben de advocaat mr. A.P. van Stralen ingeschakeld. Het verzoekschrift is op 21 mei 2021 ingediend. De rechtbank onderzoekt of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft om de echtscheiding uit te spreken, gezien de internationale context van het huwelijk.
De rechtbank stelt vast dat het huwelijk duurzaam is ontwricht, maar dat de vraag van rechtsmacht aan de orde is. De rechtbank verwijst naar artikel 3 e.v. van de Verordening (EG) Nr. 2201/2003 (Brussel-II-bis) en concludeert dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft, omdat de enkele omstandigheid dat partijen in Nederland woonden ten tijde van het huwelijk niet voldoende is. De aangehaalde jurisprudentie betreft geen internationale rechtsmacht voor echtscheidingsverzoeken.
Vervolgens onderzoekt de rechtbank of op basis van artikel 9 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de Nederlandse rechter rechtsmacht kan toekomen. Partijen stellen dat het voeren van een procedure in hun woonlanden onmogelijk is vanwege hun diplomatieke status. De rechtbank acht deze toelichting echter onvoldoende en vraagt partijen om nadere inlichtingen en stukken te overleggen die aantonen dat het voeren van een echtscheidingsprocedure in Jordanië of Bangladesh onmogelijk is. De rechtbank houdt de verzoeken aan tot de pro forma zitting op 1 september 2021.