ECLI:NL:RBDHA:2021:6674

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 juni 2021
Publicatiedatum
30 juni 2021
Zaaknummer
C/09/612546 / FA RK 21-3542
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en rechtsmacht van de Nederlandse rechter in internationale context

In deze beschikking van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 30 juni 2021, wordt een verzoek tot echtscheiding behandeld tussen twee partijen, een vrouw met de Nederlandse nationaliteit en een man met de Dominicaanse nationaliteit. De vrouw woont in Jordanië en de man in Bangladesh. Beide partijen hebben de advocaat mr. A.P. van Stralen ingeschakeld. Het verzoekschrift is op 21 mei 2021 ingediend. De rechtbank onderzoekt of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft om de echtscheiding uit te spreken, gezien de internationale context van het huwelijk.

De rechtbank stelt vast dat het huwelijk duurzaam is ontwricht, maar dat de vraag van rechtsmacht aan de orde is. De rechtbank verwijst naar artikel 3 e.v. van de Verordening (EG) Nr. 2201/2003 (Brussel-II-bis) en concludeert dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft, omdat de enkele omstandigheid dat partijen in Nederland woonden ten tijde van het huwelijk niet voldoende is. De aangehaalde jurisprudentie betreft geen internationale rechtsmacht voor echtscheidingsverzoeken.

Vervolgens onderzoekt de rechtbank of op basis van artikel 9 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de Nederlandse rechter rechtsmacht kan toekomen. Partijen stellen dat het voeren van een procedure in hun woonlanden onmogelijk is vanwege hun diplomatieke status. De rechtbank acht deze toelichting echter onvoldoende en vraagt partijen om nadere inlichtingen en stukken te overleggen die aantonen dat het voeren van een echtscheidingsprocedure in Jordanië of Bangladesh onmogelijk is. De rechtbank houdt de verzoeken aan tot de pro forma zitting op 1 september 2021.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Familie
zaaknummer / rekestnummer: C/09/612546 / FA RK 21-3542
Beschikking d.d. 30 juni 2021 betreffende de echtscheiding
in de zaak van:
[X] ,
wonende te Jordanië,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. A.P. van Stralen, gevestigd te Utrecht,
en
[Y] ,
wonende te Bangladesh,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. A.P. van Stralen, gevestigd te Utrecht.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van partijen, ingekomen op 21 mei 2021.

2.De beoordeling

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd op [datum huwelijk] 2018 te [plaats huwelijk] . De vrouw heeft de Nederlandse nationaliteit. De man heeft de Dominicaanse nationaliteit.
2.2.
Scheiding Rechtsmacht
2.2.1.
Partijen hebben verzocht de echtscheiding tussen hen uit te spreken. Zij hebben gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht.
2.2.2.
De vraag of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft moet worden beantwoord aan de hand van artikel 3 e.v. van de Verordening (EG) Nr. 2201/2003 (Brussel-II-bis).
Op grond van deze artikelen heeft de Nederlandse rechter geen rechtsmacht. De enkele omstandigheid dat partijen ten tijde van het sluiten van het huwelijk woonachtig waren in Nederland is geen grond waarop de Nederlandse rechter bevoegdheid kan aannemen. De door partijen aangehaalde jurisprudentie (ECLI:NL:RBDHA:2015:4701 en ECLI:NL:PHR:2020:1137) gaan niet over internationale rechtsmacht met betrekking tot het echtscheidingsverzoek.
2.2.3.
De vraag is vervolgens of de Nederlandse rechter op grond van artikel 9 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering rechtsmacht toekomt. Partijen stellen op dit punt dat het voeren van een procedure buiten Nederland onmogelijk is omdat beiden vanwege hun diplomatieke status niet in enige burgerlijke stand zijn opgenomen en het huwelijk in die landen niet is geregistreerd. De rechtbank acht deze toelichting onvoldoende om te kunnen vaststellen dat het voeren van een echtscheidingsprocedure in Jordanië of in Bangladesh onmogelijk is.
In beide landen bestaat immers een mogelijkheid om (in Jordanië ook op gemeenschappelijk verzoek) een echtscheidingsprocedure te starten indien één van de echtgenoten in dat land(en) woonachtig is.
De rechtbank zal partijen toelaten nadere inlichtingen en stukken in het geding te brengen waaruit volgt dat het voor hen onmogelijk is om in een gerechtelijke procedure in Jordanië en Bangladesh het huwelijk door echtscheiding te laten ontbinden.
De rechtbank zal de verzoeken voor overlegging stukken aanhouden tot de pro formadatum van1 september 2021.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
gelast partijen de hiervoor onder 2.2.3. vermelde inlichtingen en stukken in het geding te brengen;
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.M. Boone, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier A.M.C. Guit-van den Berg op 30 juni 2021.
.