In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 maart 2015 uitspraak gedaan over de inschrijving van buitenlandse geboorteaktes van minderjarigen. De man, die zowel de Nederlandse als Libanese nationaliteit heeft, verzocht om erkenning van de familierechtelijke betrekkingen zoals vastgelegd in de Libanese geboorteaktes van zijn kinderen, geboren uit een huwelijk met de moeder, die ook Libanese is. Ten tijde van de geboorte was de man echter ook gehuwd met een andere vrouw, wat complicaties met zich meebracht in het kader van de Nederlandse openbare orde.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarigen, geboren in Libanon, recht hebben op erkenning van hun familierechtelijke relatie met de man, ondanks het feit dat hij op dat moment in een bigaam huwelijk verkeerde. De rechtbank oordeelde dat de erkenning van de familierechtelijke betrekkingen niet in strijd is met de Nederlandse openbare orde, vooral na de wijziging van de wet op 1 april 2014, die het mogelijk maakt voor een gehuwde man om kinderen te erkennen die uit een andere relatie zijn geboren.
De rechtbank heeft de inschrijving van de geboorteaktes in het register van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag gelast, aangezien de minderjarigen de Nederlandse nationaliteit hebben en de geboorteaktes overeenkomstig de plaatselijke voorschriften zijn opgemaakt. De verzoeken van de man en de bijzondere curator tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap en andere verklaringen zijn afgewezen, omdat deze niet langer relevant waren na de erkenning van de familierechtelijke betrekkingen.
De uitspraak benadrukt de erkenning van familierechtelijke betrekkingen die zijn ontstaan uit een bigaam huwelijk en de veranderde juridische context in Nederland met betrekking tot de erkenning van dergelijke relaties.