Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
V-nummers: [3 nummers]
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[Naam 1], eiser
[Naam 3]gezamenlijk te noemen eisers
(gemachtigde: mr. J.J. Eizenga),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Verweerder heeft in het verweerschrift met een beroep op de capaciteitsproblemen bij de IND verzocht om een nadere beslistermijn van zestien weken.
Gezien de achterstanden in het verwerken van asielaanvragen bij verweerder is naar het oordeel van de rechtbank sprake van bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 8:55d, derde lid, van de Awb. Er moet echter ook rekening worden gehouden met de uiterste termijn die op grond van artikel 31, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn [3] wordt gesteld aan het nemen van een beslissing op een asielaanvraag. Op grond van deze bepaling moet een asielprocedure binnen 21 maanden zijn afgerond. In dit geval zijn de aanvragen ingediend op 12 juli 2019, wat betekent dat die termijn inmiddels is verstreken. Gelet hierop en met het oog op de door verweerder in acht te nemen zorgvuldigheid bij het beslissen op de aanvragen, zal de rechtbank bepalen dat verweerder binnen acht weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden een beslissing op de aanvragen moet nemen [4] .
€ 100 per dag dat verweerder in gebreke blijft de uitspraak na te leven, met een maximum van € 7.500. Aangezien het hier gaat om aanvragen van echtgenoten die samen Nederland zijn ingereisd en hun aanvragen gelijktijdig hebben ingediend, is sprake van samenhang. Om die reden zal er slechts één dwangsom worden opgelegd. [5] .
Beslissing
;