ECLI:NL:RBDHA:2021:6418

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 juni 2021
Publicatiedatum
23 juni 2021
Zaaknummer
NL21.0787
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid en interstatelijk vertrouwensbeginsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 juni 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Marokkaanse nationaliteit bezittende persoon, zijn asielaanvraag niet in behandeling genomen zag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verantwoordelijkheid voor de behandeling van de asielaanvraag bij Spanje ligt, op basis van de Dublinverordening. Eiser had op 23 maart 2021 een asielaanvraag ingediend, maar verweerder heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling ervan. De Spaanse autoriteiten hebben op 14 april 2021 ingestemd met de overname van eiser, wat de rechtbank als geldig heeft beoordeeld.

Eiser heeft betoogd dat er geen claimakkoord tot stand is gekomen omdat Spanje een andere wettelijke grondslag heeft gebruikt dan verweerder. Hij heeft ook aangevoerd dat hij vreest voor refoulement bij terugkeer naar Marokko, gezien zijn homoseksuele gerichtheid. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de door eiser aangehaalde rapporten onvoldoende bewijs bieden dat Spanje zijn verdragsverplichtingen niet zal nakomen. De rechtbank heeft de stelling van eiser verworpen dat de verantwoordelijkheid voor de behandeling van zijn asielprocedure bij verweerder is komen te liggen, en heeft geconcludeerd dat de aanvraag terecht niet in behandeling is genomen.

De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.7087

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A. Heida),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mw. C.W.M. van Breda).

Procesverloop

Bij besluit van 7 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, samen met de behandeling van de zaak NL21.7088, plaatsgevonden op 3 juni 2021. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te bezitten. Hij heeft op 23 maart 2021 een asielaanvraag ingediend.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling ervan [1] . Verweerder heeft de Spaanse autoriteiten verzocht eiser terug te nemen op grond van artikel 18, eerste lid, onder d van de Dublinverordening [2] . De Spaanse autoriteiten zijn op 14 april 2021 akkoord gegaan met overname van eiser op grond van artikel 13, tweede lid, van de Dublinverordening. Volgens verweerder staan er geen feiten of omstandigheden in de weg aan overdracht van eiser aan Spanje.
3. Eiser heeft aangevoerd dat, nu Spanje het claimakkoord op een andere wettelijke grondslag gebaseerd heeft dan verweerder, er geen claimakkoord tot stand is gekomen en verweerder verantwoordelijk is voor de behandeling van eisers asielaanvraag. Eiser stelt dat hij na zijn eerdere asielaanvraag in Spanje op 6 juni 2018 voor een periode van een jaar terug is gegaan naar zijn land van herkomst. Daarna is hij Spanje in 2019 opnieuw illegaal ingereisd, maar hij heeft er geen asielaanvraag ingediend, hij is naar Nederland doorgereisd. Doordat Spanje het claimakkoord heeft gebaseerd op artikel 13, tweede lid van de Dublinverordening, schaart het zich daarmee achter de verklaringen van eiser, aldus eiser. Het enkele feit dat eiser zijn terugreis naar Marokko niet met documenten kan onderbouwen, is onvoldoende om niet van eisers verklaring uit te gaan. Eiser heeft verder aangevoerd dat uit het gehoor van 23 maart 2021 van de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel [3] blijkt dat zij eiser inhoudelijke vragen hebben gesteld over de reden van vertrek uit Marokko. Doordat de AVIM met de inhoudelijke behandeling van de procedure is begonnen, is de verantwoordelijkheid voor de behandeling van eisers aanvraag al bij verweerder komen te liggen. Verder kan ten aanzien van Spanje niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel worden uitgegaan omdat er sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen. Eiser vreest namelijk bij terugkeer naar Spanje geen toegang te krijgen tot de opvang. Ter onderbouwing hiervan wijst eiser op het AIDA Rapport Spanje, Update 2019 [4] . Voorts wijst eiser op het meest recente AIDA rapport (Update 2020) waarin is gesteld [5] dat ondanks de uitspraak van het Spaanse Tribunal Superior de Justicia van januari 2019 en de instructie van de Minister van Arbeid, Migratie en Sociale Zekerheid, het voor Dublin-terugkeerders moeilijk blijft om toegang te krijgen tot opvangfaciliteiten. Uit het AIDA rapport Update 2020 blijkt dat in de zomer van 2020 tenminste 15 Dublin-terugkeerders niet werden toegelaten tot de opvangfaciliteiten. Verweerder dient daarom ook subsidiair op grond van artikel 17 van de Dublinverordening de behandeling van eisers asielaanvraag aan zich te trekken. Ten slotte is eiser van mening dat er sprake is van risico op refoulement nu zijn eerdere asielaanvraag in Spanje al is afgewezen. In Marokko loopt hij gevaar vanwege zijn homoseksuele gerichtheid en daarom kan niet worden overgegaan tot overdracht aan Spanje, aldus eiser.
Verantwoordelijke lidstaat
4.
De rechtbank overweegt, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 24 augustus 2017 [6] dat het feit dat verweerder in het aan de Spaanse autoriteiten verzonden claimverzoek een andere claimgrond heeft genoemd dan die welke door de Spaanse autoriteiten wordt aangenomen, niet maakt dat geen claimakkoord tot stand is gekomen. In het claimverzoek is immers niet uitsluitend gewezen op artikel 18, eerste lid, aanhef en onder d, van de Dublinverordening, maar is ook alle voor de beoordeling van het verzoek relevante informatie vermeld. Daarbij is onder meer gewezen op het feit dat eiser zijn gestelde terugkeer naar Marokko in 2018 op geen enkele wijze met documenten heeft onderbouwd. De Spaanse autoriteiten konden in verband hiermee voldoende geïnformeerd een besluit nemen op dat verzoek. Verweerder heeft zich gelet hierop terecht op het standpunt gesteld dat het gebruik van een andersluidende claimgrond niet afdoet aan de verantwoordelijkheid van Spanje voor het asielverzoek van eiser.
5. De rechtbank volgt eisers stelling dat de verantwoordelijkheid voor de behandeling van eisers asielprocedure al bij verweerder is komen te rusten omdat hem tijdens het gehoor door de AVIM inhoudelijke vragen werden gesteld, niet. De rechtbank stelt, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 17 augustus 2017 [7] dat de procedure waarbij wordt bepaald welke lidstaat krachtens de bepalingen van de Dublinverordening verantwoordelijk is voor het asielverzoek ten tijde van dat gehoor niet afgerond was. Van belang is dat verweerder na het AVIM-gehoor van 23 maart 2021 nog een gehoor op 27 maart 2021 heeft gehouden en de Spaanse autoriteiten gevraagd heeft eiser over te nemen. Het door het AVIM gehouden gehoor betekent dus niet dat daarmee na die datum de verantwoordelijkheid van een lidstaat voor de behandeling van het asielverzoek vaststond. Evenmin ontneemt het verweerder de bevoegdheid na dat gehoor alsnog te beslissen dat een ander land voor de behandeling van het asielverzoek van eiser verantwoordelijk is.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
6. Eiser is er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat Spanje ten aanzien van hem zijn verdragsverplichtingen niet zal nakomen. De door eiser aangehaalde AIDA-rapporten bieden onvoldoende aanknopingspunten voor de conclusie dat ten aanzien van Spanje niet langer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Weliswaar blijkt uit de rapporten dat er tekortkomingen zijn maar niet dat eiser bij terugkeer naar Spanje geen hulp en ondersteuning zal krijgen of dat de asielprocedure en opvangvoorzieningen kampen met structurele tekortkomingen. Dat uit het meest recente AIDA-rapport, Update 2020 blijkt dat ondanks de uitspraak van het Spaanse Hoge Gerechtshof van januari 2019 het voor Dublin-terugkeerders niet altijd mogelijk was om toegang te krijgen tot opvangfaciliteiten, wil niet zeggen dat er sprake is van structurele tekortkomingen. Dat er, mogelijk door de gevolgen van de coronacrisis, soms sprake kan zijn van capaciteitsproblemen leidt niet tot een ander oordeel. Indien eiser van mening is dat de Spaanse autoriteiten ten aanzien van hem niet in lijn met hun internationale verplichtingen handelen, kan eiser hierover bij de geëigende instanties klagen.
Refoulement
7.
Eiser heeft verder aangevoerd dat zijn asielaanvraag in Spanje is afgewezen en dat hij bevreesd is voor (in)direct refoulement als hij overgedragen wordt. Op grond van het claimakkoord is Spanje echter verplicht om het asielverzoek van eiser te behandelen in overeenstemming met de geldende Europese asielrichtlijnen. Verweerder heeft zich dan ook op het standpunt mogen stellen dat niet op voorhand indirect refoulement dreigt bij overdracht aan de Spaanse autoriteiten.

Slotsom

8. Verweerder heeft in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding gezien om met toepassing van artikel 17 van de Dublinverordening de behandeling van de asielaanvraag van eiser aan zich te trekken. De aanvraag is terecht niet in behandeling genomen.
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. M.Ch. Grazell, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel

Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000
2.Verordening (EU) nr. 604/2013
3.AVIM
4.Pagina 69
5.pagina 53 en 54