Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[Naam] , eiseres
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
M.T. tegen Nederland
X. en X.(ECLI:EU:C:2018:900). De rechtbank volgt eiseres hierin niet. Weliswaar gaat de Dublinverordening ervan uit dat snel wordt bepaald welke lidstaat verantwoordelijk is, in deze verordening is ook neergelegd dat overdracht niet kan plaatsvinden wanneer dat in strijd zou zijn met artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Ten aanzien van Italië bestond hierover onzekerheid tot het verschijnen van de voornoemde beslissing van het EHRM van 15 april 2021. De rechtbank weegt mee dat eiseres op de zitting van 11 maart 2020 zelf heeft verzocht om aanhouding en dat zij na de aanhouding niet aan de rechtbank heeft gevraagd om uitspraak te doen. De rechtbank ziet in de enkele omstandigheid dat op dit punt geen dwingende termijnen zijn opgenomen in de Dublinverordening onvoldoende aanleiding om prejudiciële vragen te stellen.