ECLI:NL:RBDHA:2020:5476

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 maart 2020
Publicatiedatum
18 juni 2020
Zaaknummer
NL20.4444
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel op basis van Dublinverordening met betrekking tot Italië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 maart 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. H.J. Metselaar, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. J.J.J. Jansen, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij aanvoert dat hij en zijn partner, die zwanger is, niet naar Italië mogen worden overgedragen vanwege de kwetsbare situatie waarin zij zich bevinden. Eiser heeft onder andere verwezen naar het arrest Tarakhel en rapporten over de opvang van asielzoekers in Italië. De rechtbank heeft overwogen dat Italië in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, en dat de Nederlandse autoriteiten er vanuit mogen gaan dat Italië zijn internationale verplichtingen nakomt. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van ernstige tekortkomingen in de opvang of asielprocedure in Italië die een risico op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM met zich meebrengen. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.4444

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

V-nummers: [nummer]
(gemachtigde: mr. J.J.J. Jansen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Procesverloop

Bij besluit van 18 februari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaken NL20.4445 (eiser) alsmede NL20.4446 en NL20.4447 ( [naam 2] , V-nr [nummer 2] ), plaatsgevonden op 11 maart 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen J. Ngbejume. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw), waarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van de Dublinverordening [1] is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Italië een verzoek om terugname gedaan. Italië heeft hierop niet tijdig gereageerd, waarmee de verantwoordelijkheid van Italië vaststaat.
2. Eiser heeft aangevoerd dat hij en zijn gestelde partner [naam 2] niet overgedragen mogen worden aan Italië. Zijn gestelde partner is zwanger. Zij zijn inmiddels ook gehuwd op 23 november 2019. Dit huwelijk is in Nigeria voltrokken. De betrokken families zijn daartoe bij elkaar gekomen. Eiser stelt dat het huwelijk met een origineel bewijs onderbouwd kan worden. De gestelde partner van eiser dient als bijzonder kwetsbaar beschouwd te worden in de zin van het arrest Tarakhel. Bovendien is zij slachtoffer geworden van mensenhandel. Ook als aanstaand gezin met een minderjarig kind zijn zij gezien deze omstandigheden bijzonder kwetsbaar en er zijn garanties vereist voordat overdracht plaats kan vinden. Eiser beroept zich in dat verband op getroffen interim measures van het EHRM [2] en voorts op het rapport "Reception conditions in Italy: Updated report on the situation of asylum seekers and beneficiaries of protectief, in particuliers Dublin returnees, in Italy" van de Schweizerische Flüchtlingshilfe (SFH, ook genoemd: SRC) van januari 2020. Daarin is gesteld dat Dublinterugkeerders weinig kans maken op passende huisvesting. Verder is opgenomen dat het aannemelijk is dat het enige tijd, of mogelijk geruime tijd, zal duren voordat eiser en zijn gestelde partner na overdracht aan Italië documenten zullen hebben verkregen om zich te kunnen registreren bij de nationale gezondheidsdienst. Tot het moment van registratie zullen eiser en zijn gestelde partner alleen toegang hebben tot spoedeisende hulp. Dit betekent dat het risico bestaat dat de gestelde partner van eiser pas voor spoedeisende hulp in aanmerking komt indien haar gezondheidstoestand of die van de baby (ernstig) verslechtert. Volgens eiser bestaat daardoor een reëel risico dat overdracht aan Italië leidt tot een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM [3] . Daarnaast voert eiser aan dat hij zelf ook slachtoffer is van mensenhandel.
De rechtbank oordeelt als volgt.
3. Vast staat dat Italië in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser, omdat eiser op 13 december 2016 een verzoek om internationale bescherming in Italië heeft ingediend dat naar zijn zeggen tweemaal is afgewezen. Nederland heeft dan ook terecht bij Italië een verzoek om terugname gedaan. Italië heeft hierop niet tijdig gereageerd. Op grond van artikel 25, tweede lid, van de Dublinverordening staat dit gelijk met het aanvaarden van het terugnameverzoek. Verweerder heeft terecht vastgesteld dat dit sinds 26 december 2019 het geval is.
4. De rechtbank stelt voorop dat als uitgangspunt geldt dat verweerder er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel van uit mag gaan dat Italië zijn internationale verplichtingen nakomt. Bij uitspraak van 19 december 2018 [4] heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) geoordeeld dat, hoewel de algemene situatie en leefomstandigheden van asielzoekers in Italië bepaalde tekortkomingen kennen, verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat ten aanzien van Italië nog altijd van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Het Salvini-decreet heeft niet tot gevolg dat Dublinclaimanten geen opvang meer krijgen. Ook in recentere uitspraken heeft de Afdeling geoordeeld dat verweerder ten aanzien van Italië nog altijd van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat Italië zijn verdragsverplichtingen niet zal nakomen en dat bij terugkeer een situatie zal ontstaan die in strijd is met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest [5] .
5. De rechtbank is van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat in Italië sprake is van zodanig ernstige, aan het systeem gerelateerde tekortkomingen in de opvang of asielprocedure, dat asielzoekers, waaronder mede begrepen Dublinterugkeerders, een risico lopen op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Het door eiser overgelegde rapport van de SFH van januari 2020 schetst geen wezenlijk ander beeld van de situatie van Dublinterugkeerders dan het beeld dat in de eerdere rapporten van deze organisatie over deze situatie is gegeven. Die eerdere rapporten zijn betrokken bij de jurisprudentie van de Afdeling en gaven geen aanleiding om ernstige structurele tekortkomingen in de opvang en de asielprocedure in Italië aan te nemen. Ook wat eiser heeft gesteld over de problemen bij registratie bij de nationale gezondheidsdienst leidt niet tot een ander oordeel. Hieruit volgt immers niet dat het onmogelijk is om passende gezondheidszorg te verkrijgen. Eiser zal zich bij eventuele problemen kunnen beklagen bij de Italiaanse autoriteiten.
6. Ook uit het persoonlijk relaas van eiser kan niet worden afgeleid dat ten aanzien van Italië niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Met betrekking tot de omstandigheid dat eiser zelf in Italië ook het slachtoffer is van mensenhandel is geworden heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiser ook in Italië aangifte kan doen van mensenhandel en dat niet gebleken is dat de Italiaanse autoriteiten hem niet zouden kunnen of willen helpen. Verweerder gaat er van uit dat een eventuele aangifte in Italië in behandeling wordt genomen conform de internationale regelgeving op het gebied van mensenrechten. Eiser heeft dit standpunt niet bestreden.
7. Eiser heeft verder gesteld dat hij met zijn gestelde partner en het aanstaande minderjarige kind als gezin als bijzonder kwetsbaar zijn aan te merken. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser en zijn gestelde partner niet als een gezin in de zin van artikel 2, aanhef en onder g, van de Dublinverordening aangemerkt kunnen worden. De rechtbank volgt dit standpunt, aangezien eiser en zijn partner niet onder de definitie van gezinslid vallen. Dit artikel geeft, voor zover hier relevant, immers als definitie van gezinsleden: “
voor zover het gezin reeds in het land van herkomst bestond, de volgende leden van het gezin van de verzoeker die op het grondgebied van de lidstaten aanwezig zijn: de echtgenoot van de verzoeker of de niet-gehuwde partner met wie een duurzame relatie wordt onderhouden,(…)”. Onbestreden is dat de relatie tussen eiser en zijn gestelde partner nog niet bestond in het land van herkomst. Verweerder heeft eiser dan ook terecht niet als gezinslid in de zin van artikel 2, aanhef en onder g, van de Dublinverordening aangemerkt. De door eiser overgelegde kopie van de huwelijksakte met de registratiedatum van 23 november 2019 kan, nog los van de vraag of er daadwerkelijk sprake is van een huwelijk of een duurzame relatie, hieraan niet afdoen. Verweerder heeft zich daarom ook terecht op het standpunt gesteld dat eiser als alleenstaande niet is aan te merken als een bijzonder kwetsbare asielzoeker, als bedoeld in het Tarakhel-arrest [6] .
8. De rechtbank stelt verder vast dat vanwege huidige gezondheidssituatie (coronavirus) in Italië alle Dublinoverdrachten van en naar Italië zijn opgeschort. Zij is van oordeel dat de tijdelijke opschorting van de Dublinoverdachten naar Italië de verantwoordelijkheid van Italië voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser niet wegneemt en dat het overdrachtsbesluit rechtmatig is. Zij neemt hierbij in aanmerking dat de termijn voor overdracht eerst op 3 juli 2020 verstreken zal zijn. De rechtbank verwijst op dit punt naar haar uitspraak van 12 maart 2020 [7] .
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van
mr. W. Evenhuis, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013
2.Europees Hof voor de Rechten van de Mens
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
5.Het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
6.Het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 4 november 2014 (ECLI:CE:ECHR:2014:1104JUD002921712).