De rechtbank stelt vast dat bij beschikking van deze rechtbank, team handel, van
15 januari 2015 op het verzoek van eiseres tot vaststelling van het Nederlanderschap op grond van artikel 17 van de RWN is vastgesteld dat eiseres op grond van artikel 15, aanhef en onder c, van de RWN (oud) op 1 januari 1995 het Nederlanderschap heeft verloren en eiseres het Nederlanderschap niet door optie heeft herkregen. Daarbij is overwogen dat niet is gesteld of gebleken dat eiseres een dergelijke schriftelijke verklaring heeft afgelegd. Bij uitspraak van 10 juli 2015 heeft de Hoge Raad eiseres niet-ontvankelijk verklaard in haar cassatieberoep. Daarmee is de beschikking van 15 januari 2015 onherroepelijk geworden,
De rechtbank ziet in de onherroepelijke beschikking van de rechtbank een bevestiging van verweerders standpunt dat niet is gebleken dat eiseres gebruik heeft gemaakt van de optiemogelijkheid.
In de beroepsgronden ziet de rechtbank geen aanleiding anders te oordelen dan in de beschikking van de rechtbank van 15 januari 2015.
Bij brief van 26 oktober 2011 van een consulair medewerker van de Nederlandse ambassade in Pretoria, die tijdens de hoorzitting in bezwaar is overgelegd, is eiseres ook al meegedeeld dat zij het Nederlanderschap op 1 januari 1995 van rechtswege is verloren, dat zij voor zover kan worden nagegaan geen gebruik heeft gemaakt van de optiemogelijkheid en dat het niet meer mogelijk is de optieverklaring af te leggen. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat de visumaanvraag in 2005, waarvan niet kan worden vastgesteld wanneer eiseres die heeft ingediend, niet kan worden gelijkgesteld met een optieverklaring voor het Nederlanderschap. Eiseres heeft haar stelling dat zij zich tijdens haar bezoeken aan Nederland heeft gewend tot de gemeente Maarssen om een optieverklaring af te leggen niet onderbouwd met bewijs. Nog afgezien daarvan was de burgemeester van Maarsen ook niet bevoegd om een eventuele optieverklaring van eiseres in ontvangst te nemen, omdat zij niet stond ingeschreven in de BRP van de gemeente Maarssen en zij haar hoofdverblijf had in [buitenland] , zoals verweerder in het bestreden besluit heeft overwogen. Ook is het zo dat eiseres in de periode dat zij in Nederland verbleef, te weten van 10 juni 2005 tot 28 juni 2005, geen gebruik meer kon maken van de optiemogelijkheid. Die mogelijkheid eindigde immers op 31 maart 2005.
Verder heeft verweerder voldoende gemotiveerd waarom de broer van eiseres wel het Nederlanderschap heeft behouden. Deze broer heeft zijn Nederlanderschap niet behouden door aflegging van een optieverklaring, maar omdat aan hem na 1 januari 1990 en vóór 1 januari 1995 nog een Nederlands paspoort is verstrekt, waardoor hij op grond van artikel V, tweede lid, van de RRWN wordt geacht het Nederlanderschap niet te hebben verloren.
Het beroep door eiseres op het vertrouwensbeginsel kan niet slagen, omdat volgens vaste jurisprudentie de Nederlandse nationaliteit niet op basis van de werking van het vertrouwensbeginsel kan worden verkregen (zie bijvoorbeeld de beschikking van de Hoge Raad van 19 december 2003, ECLI:NL:HR:2003:AL8544).