ECLI:NL:RBDHA:2021:6139

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juni 2021
Publicatiedatum
15 juni 2021
Zaaknummer
AWB - 20_671
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van ZW-uitkering en afwijzing van latere toekenning

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 22 juni 2021, geregistreerd onder ECLI:NL:RBDHA:2021:6139, is de beëindiging van de Ziektewet (ZW) uitkering van eiseres per 19 augustus 2019 aan de orde. Eiseres, die sinds 2 maart 2016 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontving, had zich op 25 april 2017 ziekgemeld met diverse lichamelijke en psychische klachten. De rechtbank behandelt twee zaken, SGR 20/671 en SGR 20/5810, waarin eiseres in beroep gaat tegen besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) die haar uitkering beëindigden en later geen nieuwe uitkering toekenden. De rechtbank oordeelt dat de rapporten van de verzekeringsartsen zorgvuldig zijn opgesteld en dat er geen nieuwe medische feiten zijn die de eerdere beoordelingen van de geschiktheid van eiseres voor de geduide functies in twijfel trekken. De rechtbank concludeert dat eiseres per 19 augustus 2019 en per 8 oktober 2019 niet langer recht had op een ZW-uitkering, en verklaart de beroepen ongegrond. De uitspraak benadrukt het verschil tussen de subjectieve ervaring van de eiseres en de objectieve medische beoordeling door artsen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 20/671 en SGR 20/5810

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 juni 2021 in de zaken tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.S. Kerkhof-Pöttger,)
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: F.J. Latenstein).

Procesverloop

In het besluit van 14 augustus 2019 (het primaire besluit 1) heeft verweerder de uitkering die eiseres op grond van de Ziektewet (ZW) ontving per 19 augustus 2019 beëindigd.
In het besluit van 19 december 2019 (het bestreden besluit 1) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit 1 beroep ingesteld dat is geregistreerd onder zaaknummer SGR 20/671.
In het besluit van 10 februari 2020 (primair besluit 2) heeft verweerder aan eiseres per
8 oktober 2019 geen ZW-uitkering toegekend.
In het besluit van 31 juli 2020 (bestreden besluit 2) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen bestreden besluit 2 beroep ingesteld, dat is geregistreerd onder zaaknummer SGR 19/5810.
Verweerder heeft in beide zaken een verweerschrift ingediend.
De beroepen zijn op 11 mei 2021 gevoegd op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

De zaak SGR 20/671
Feiten.
1.1
Eiseres was laatstelijk werkzaam als administratief medewerkster bij [stichting] . Zij ontving sinds 2 maart 2016 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Op 25 april 2017 heeft zij zich ziekgemeld met lichamelijke klachten. Er is sprake van een carpaal tunnel syndroom (CTS) beiderzijds, fybromyalgie en hypothyreodie. Ook heeft eiseres psychische klachten. Aan eiseres is per 25 april 2017 een ZW-uitkering toegekend.
1.2
In het kader van een eerstejaars ZW-beoordeling zijn de beperkingen van eiseres door de verzekeringsarts vastgelegd in een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van
6 maart 2018. Aan de hand van die FML zijn door de arbeidsdeskundige diverse functies voor eiseres geduid. Vervolgens heeft verweerder bij besluit van 27 maart 2018 vastgesteld dat eiseres per 25 mei 2018 geen recht meer had op ziekengeld, omdat zij meer dan 65% kon verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Het hiertegen door eiseres gemaakte bezwaar heeft verweerder bij besluit van 29 november 2018 ongegrond verklaard. Het tegen dit besluit door eiseres ingestelde beroep heeft de rechtbank bij uitspraak van 17 december 2019 (zaaknummer SGR 19/207) ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep (CRvB). Dit beroep loopt nog.
1.3
Eiseres heeft zich op 27 december 2018 vanuit de WW ziekgemeld met een longontsteking. Ook heeft eiseres daarbij aangegeven dat zij nog last heeft van de onder 1.1 genoemde klachten. Aan eiseres is na deze ziekmelding een ZW-uitkering toegekend.
1.4
Bij het primaire besluit 1 heeft verweerder aan eiseres medegedeeld dat zij vanaf
19 augustus 2019 arbeidsgeschikt is voor de werkzaamheden verbonden aan de functies die voor haar eerder waren geduid bij de eerstejaars ZW-beoordeling. De ZW-uitkering is daarom per die datum beëindigd. Verweerder heeft daaraan het rapport van de primaire verzekeringsarts van 13 augustus 2019 ten grondslag gelegd. Uit dit rapport volgt dat eiseres specifiek voor de functies samensteller elektronische apparatuur en administratief medewerker (document scannen) geschikt wordt geacht.
2. Verweerder heeft de bezwaren van eiseres bij het bestreden besluit 1 ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd. Hieraan heeft verweerder het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) van 17 december 2019 ten grondslag gelegd. De verzekeringsarts b&b acht eiseres met name voor de functie administratief medewerker (document scannen) geschikt.
Standpunt eiseres.
3.1
Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit 1. Met name de psychische klachten zijn volgens eiseres in 2019 ernstig toegenomen. Zij lijdt aan ernstige chronische PTSS en een depressieve stoornis. Hierdoor is haar energielevel extreem laag, is zij prikkelgevoelig en heeft zij concentratieproblemen. Eiseres vindt dat zij hierdoor in het geheel niet in staat is om te werken. De voor de schatting gebruikte functies zijn voor haar ongeschikt. Ook vindt eiseres dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de beperkingen die zij op psychisch gebied heeft. Er hadden beperkingen moeten worden aangenomen in de rubriek ‘persoonlijk functioneren’ onder 1.8 en 1.9 van de FML. Ook vindt eiseres een medische urenbeperking van toepassing. Ter ondersteuning van haar standpunt heeft eiseres medische informatie van psychosociaal therapeut A.E. Dekker-Sosfalvi van 17 februari 2020 en van regiebegeleider M. Scheper van 6 februari 2020 overgelegd. Ook verwijst eiseres naar de brief van psychiater D. Babuskova van
12 december 2019, overgelegd in bezwaar. Eiseres wijst er ook op dat aan haar op grond van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) door de gemeente hulp is toegekend.
3.2
Eiseres voert ook aan dat haar lichamelijke klachten zijn onderschat. Hierbij gaat het met name om de belastbaarheid van haar handen/vingers en polsen. Eiseres vindt de beperkingen die hiervoor in de FML van 2018 zijn opgenomen te licht. Hierdoor zijn de geduide functies ongeschikt. Eiseres heeft medische informatie overgelegd van fysiotherapeut S. van Steijn van 1 december 2019 waarin bewegingsadvies is gegeven.
3.3
Eiseres heeft ook een expertiserapport overgelegd van verzekeringsarts-medisch adviseur E.C. van der Eijk (hierna: medisch adviseur Van der Eijk) van 13 januari 2021.
Medisch adviseur Van der Eijk heeft uiteengezet dat eiseres verdergaand beperkt is te achten. Hierbij gaat het om beperkingen voor:
- ( beroepsmatig) chauffeuren en werkzaamheden met een verhoogd persoonlijk risico vanwege het gebruik van het medicijn diazepam;
- repetitieve hand-/polsbelasting vanwege de (pijn)klachten aan de handen en polsen;
- het uiten van eigen gevoelens en werkzaamheden waarin veel rechtstreeks contact met klanten en/of patiënten voorkomt. Deze beperkingen houden verband met het feit dat eiseres tijdens de medische beoordeling bij de verzekeringsartsen van het Uwv emotioneel labiel was en veel moest huilen.
Beoordeling door de rechtbank.
4.1
In artikel 19, eerste lid, van de ZW is bepaald dat iemand recht heeft op ziekengeld als hij als gevolg van ziekte of gebreken niet geschikt is voor het verrichten van het eigen werk. De ongeschiktheid om te werken moet rechtstreeks het gevolg zijn van ziekte of gebreken en dat moet objectief medisch vastgesteld kunnen worden.
4.2
Met het eigen werk wordt bedoeld: het laatste voor de ziekmelding verrichte werk. In dit geval geldt als maatstaf gangbare arbeid de arbeid zoals die nader geconcretiseerd is bij de eerstejaars ZW-beoordeling. Bij die beoordeling is een aantal functies voor eiseres geschikt geacht. Het gaat daarbij om elk van deze functies afzonderlijk, zodat het voldoende is wanneer de hersteldverklaring wordt gedragen door ten minste één van de geselecteerde functies. [1] In dit geval is dat de functie administratief medewerker (document scannen) (SBC-code 315133).
4.3
Naar vaste rechtspraak van de CRvB [2] staat in dit geding de passendheid van die functie niet meer ter discussie. Het gaat in deze procedure alleen om de beoordeling van de medische geschiktheid van eiseres voor de functie administratief medewerker (document scannen). Hierbij geldt de FML die in 2018 is opgesteld als uitgangspunt.
5. Het is vaste rechtspraak dat verweerder zijn besluiten over de mate van arbeidsongeschiktheid van een betrokkene mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, indien deze rapporten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende duidelijk zijn. Het is aan de betrokkene om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat de rapporten niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, tegenstrijdigheden bevatten, niet voldoende duidelijk zijn, dan wel dat de in de rapporten gegeven beoordeling onjuist is.
6.1
De rechtbank vindt dat de rapporten van de verzekeringsartsen waarop verweerder zich baseert, op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen. De rechtbank ziet namelijk dat er verschillende onderzoeksactiviteiten zijn verricht. De eerste verzekeringsarts heeft dossierstudie verricht en eiseres op een spreekuur gezien waar hij een (vervolg) anamnese heeft afgenomen. Bij de anamnese heeft de verzekeringsarts onder andere kennis genomen van de klachten van eiseres. Verder heeft hij eiseres psychisch onderzocht en ook aandacht besteed aan haar lichamelijke klachten. De verzekeringsarts b&b heeft ook dossierstudie verricht en daarnaast kennis genomen van het bezwaarschrift en de bezwaargronden. Verder heeft de verzekeringsarts b&b eiseres gezien op de hoorzitting. Hierbij heeft hij een aantal vragen over de medische situatie van eiseres gesteld, onder meer over de behandelingen die zij heeft ondergaan. Ook heeft hij eiseres psychisch geobserveerd en haar lichamelijk onderzocht. Verder heeft de verzekeringsarts b&b medische informatie opgevraagd bij psychiater Babuskova, waarbij het gaat om de brief van 12 december 2019. Hij was ook op de hoogte van de hulp die eiseres kreeg van de gemeente in het kader van de WMO en hij heeft kennisgenomen van het medicatieoverzicht van 13 november 2019 en de brief van de oogarts van 8 november 2019.
6.2
De rechtbank ziet evenmin aanleiding voor twijfel aan de juistheid van het medisch oordeel van de verzekeringsarts b&b. Uit het rapport van deze arts van 17 december 2019 volgt dat er op de datum in geding - zowel op psychisch als op lichamelijk gebied - geen sprake was van een grote wijziging in het medisch beeld en de belastbaarheid van eiseres ten opzichte van de eerstejaars ZWbeoordeling. Eiseres heeft wel gesteld dat sprake is van een toename van met name psychische klachten, maar meer beperkingen dan vastgelegd in de FML van 2018, heeft de verzekeringsarts b&b niet kunnen vaststellen bij eiseres. Dit geldt ook voor de lichamelijke klachten waarvan eiseres stelt dat die zijn toegenomen. De door eiseres in beroep ingediende medische stukken brengen de rechtbank niet tot het oordeel dat de verzekeringsarts b&b uit is gegaan van een onjuist medisch toestandsbeeld bij eiseres. De medische informatie van psychiater Babuskova van 12 december 2019 was bekend en is door de verzekeringsarts b&b in de bezwaarfase betrokken bij de beoordeling. De andere in beroep overgelegde medische informatie is van niet medici of paramedici. Hieraan kan de rechtbank niet die waarde toekennen die eiseres hieraan toegekend wenst te zien.
6.3
De rechtbank vindt ook dat het rapport van medisch adviseur Van der Eijk onvoldoende aanknopingspunten biedt voor het oordeel dat de verzekeringsarts b&b bij de beoordeling van de medische geschiktheid van de geduide functie administratief medewerker (document scannen), uit is gegaan van een onjuiste belastbaarheid bij eiseres. De door eiseres ingeschakelde medisch adviseur heeft in de eerste plaats alleen dossieronderzoek verricht. Hij heeft eiseres dus niet persoonlijk op het spreekuur gezien en onderzocht. De rechtbank vindt ook dat de verzekeringsarts b&b in het aanvullende rapport van 1 april 2021 afdoende heeft gemotiveerd waarom er geen aanleiding is om de door medisch adviseur Van der Eijk geduide beperkingen over te nemen in deze zaak. Nog afgezien daarvan kunnen de beperkingen die hij voor het beroepsmatig chauffeuren en werken met een verhoogd persoonlijk risico van toepassing vindt, niet leiden tot ongeschiktheid van de functie administratief medewerker. Deze aspecten komen in deze functie namelijk niet voor. Uit de stukken blijkt dat het om licht werk gaat, zowel in lichamelijk als in psychisch opzicht.
6.4
Alles bijeengenomen vindt de rechtbank dat verweerder terecht tot de conclusie is gekomen dat eiseres per 19 augustus 2019 niet langer recht had op een ZW-uitkering.
De zaak SGR 20/5810.
Feiten.
7. Eiseres heeft zich op 8 oktober 2019 opnieuw vanuit de WW ziekgemeld met dezelfde lichamelijke en psychische klachten. In het primaire besluit 2, gehandhaafd in het bestreden besluit 2, heeft verweerder aan eiseres meegedeeld dat zij per 8 oktober 2019 geen ZW-uitkering krijgt omdat zij geschikt is voor de werkzaamheden verbonden aan de functies die voor haar eerder waren geduid bij de eerstejaars ZW-beoordeling.
Standpunt van eiseres.
8. Eiseres voert aan dat het bestreden besluit is genomen in strijd met de eisen van zorgvuldigheid en motivering. Ten onrechte wordt aangegeven dat er geen nieuwe diagnosen zijn gesteld. Daaraan lijkt de conclusie te worden verbonden dat eiseres op medische gronden geschikt wordt geacht voor ten minste twee van de eerder geduide functies. Het is volgens eiseres niet doorslaggevend of sprake is van een nieuwe diagnose. De reeds gegeven diagnose (ernstige chronische PTSS en depressieve stoornis) had aanleiding moeten geven tot aanpassing van de FML waardoor alle voor de schatting gebruikte functies ongeschikt zijn. Het gaat hierbij om zwaardere beperkingen in de FML bij de rubriek persoonlijk functioneren onder 1.8 en 1.9. Eveneens vindt eiseres dat er een urenbeperking aangenomen had moeten worden vanwege haar verminderde energieniveau. Alleen al door haar psychische klachten is eiseres niet in staat om te werken. Eiseres vindt het verder opmerkelijk dat iedere keer door dezelfde verzekeringsarts een onderzoek wordt verricht. Eiseres verwijst tevens naar de medische informatie die zij eerder heeft ingebracht in het onderhavige bezwaar en ook in de beroepszaak SGR 20/671. Ook heeft zij verwezen naar het expertiserapport van medisch adviseur Van der Eijk van 13 januari 2021.
Beoordeling door de rechtbank.
9. De rechtbank verwijst naar het wettelijk kader, de overwegingen over het eigen werk en de vaste rechtspraak die van toepassing is, vermeld onder 4.1, 4.2, 4.3 en 5.
10. Op 21 januari 2020 is een verzekeringsgeneeskundig onderzoek verricht. De primaire verzekeringsarts heeft eiseres op die datum onderzocht en heeft dossieronderzoek gedaan. Op grond van zijn bevindingen komt hij in zijn rapport van 9 februari 2020 tot de conclusie dat er geen aanwijzingen zijn voor een andere belastbaarheid van eiseres dan ten tijde van de ZW-beoordeling in de zaak SGR 20/671. Ondanks de ervaren klachten en ondanks zijn begrip voor haar klachten vindt de primaire verzekeringsarts eiseres nog steeds geschikt voor de functies samensteller elektronische apparatuur en administratief medewerker (document scannen). In deze functies komen geen overschrijdingen voor ten aanzien van de huidige belastbaarheid van eiseres. De verzekeringsarts vindt eiseres per datum ziekmelding doorlopend geschikt voor de maatgevende arbeid. Er is geen toegenomen arbeidsongeschiktheid per die datum.
11. Naar aanleiding van het bezwaar heeft de verzekeringsarts b&b op 28 juli 2020
een rapport uitgebracht. Dit is gebaseerd op dossieronderzoek en het medisch onderzoek op 8 juli 2020. De verzekeringsarts b&b heeft de door eiseres in bezwaar overgelegde medische informatie van de behandelend sector betrokken in zijn beoordeling. De verzekeringsarts b&b is tot de conclusie gekomen dat er geen aanleiding bestaat om het standpunt van de primaire verzekeringsarts te herzien. De verzekeringsarts b&b onderschrijft het oordeel van de primaire verzekeringsarts dat op de datum in geding geen wezenlijk andere medische situatie aan de orde was dan ten tijde van de eerdere ZW-beoordeling. Er zijn geen nieuwe diagnosen gesteld. De verzekeringsarts b&b vindt eiseres op medische gronden per
8 oktober 2019 geschikt voor de functies samensteller elektronische apparatuur en administratief medewerker (document scannen).
12.1
De rechtbank stelt vast dat deze procedure het vervolg is op de zaak
SGR 20/671 waarbij het ging om de beëindiging van de ZW-uitkering per 14 augustus 2019. De rechtbank verwijst in dat kader naar de hiervoor vermelde overwegingen in die zaak. Zij neemt die overwegingen als uitgangspunt. Hieruit volgt dat het in deze zaak door verweerder ingenomen standpunt niet onjuist kan worden geacht, tenzij er concrete aanwijzingen zijn dat de gezondheidstoestand van eiseres in de periode tussen 14 augustus 2019 en de in deze zaak in geding zijnde datum van 8 oktober 2019, dusdanig is verslechterd dat zij niet in staat kan worden geacht om de functie administratief medewerker (document scannen) te verrichten.
12.2
De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de uitslag van het medisch onderzoek in het kader van deze ZW-beoordeling onzorgvuldig dan wel onjuist is. De rechtbank stelt voorop dat er geen rechtsregel is die verbiedt dat dezelfde verzekeringsarts die eiseres eerder heeft beoordeeld, eiseres nogmaals beoordeelt. Zowel de eerste verzekeringsarts als de verzekeringsarts b&b hebben in deze zaak uitgebreid over de psychische en de lichamelijke klachten gerapporteerd. De verzekeringsarts b&b heeft ook alle door eiseres overgelegde medische informatie van de behandelend sector betrokken bij zijn oordeelsvorming. Er zijn geen aanwijzingen dat de gezondheidstoestand van eiseres ten opzichte van de vorige ZW-beoordeling, die relatief kort daarvoor plaatsvond, zodanig is verslechterd dat meer beperkingen hadden moeten worden aangenomen en ongeschiktheid voor één van de eerder geduide functies. Een medische objectivering hiervoor ontbreekt.
12.3
Het door eiseres overgelegde rapport van medisch adviseur Van der Eijk leidt de rechtbank ook in deze zaak niet tot een ander oordeel. Zij verwijst in dit verband naar de overwegingen onder 6.3.
13. Tot slot merkt de rechtbank met betrekking tot beide zaken het volgende op. Zij begrijpt dat eiseres graag wil dat er naar haar klachten wordt gekeken zoals zij deze ervaart omdat deze voor haar een belemmering vormen. De rechtbank merkt op dat er soms een verschil zit tussen de mate waarin iemand zichzelf ziek of beperkt acht, en de beperkingen die op basis van objectieve medische maatstaven door artsen aan die ziekte worden toegekend. Hierdoor kan het voorkomen dat iemand zichzelf volledig arbeidsongeschikt voelt, maar objectief gezien nog wel in staat moet worden geacht om enig werk te verrichten. De rechtbank begrijpt dat dit soms moeilijk te bevatten is. Bij de beoordeling kan en mag verweerder alleen rekening houden met beperkingen die medisch objectiveerbaar zijn en die betrekking hebben op de datum in geding. Gelet hierop en op wat hiervoor is overwogen ziet de rechtbank geen reden om aan te nemen dat de beoordeling van de verzekeringsarts b&b onjuist is. Ook bestreden besluit 2 berust op een deugdelijke medische grondslag.
14. Verweerder heeft terecht beslist dat eiseres per 14 augustus 2019 en per 8 oktober 2019 geen recht (meer) heeft op een ZW-uitkering. Dat betekent dat de beroepen gericht tegen de bestreden besluit 1 en 2 ongegrond zijn.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat in beide zaken geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, rechter, in aanwezigheid van
S.J.W. Stort, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie de vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB), verwoord in de uitspraak van 22 maart 2017 (ECLI:NL:CRVB:2017:1212).
2.Bijvoorbeeld de uitspraak van 17 augustus 2021, ECLI:NL:CRVB:2016:3226.