Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[verzoeker], verzoeker
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
8. (...) Eiser verblijft “eerst” vanaf 12 november 2020, derhalve drie maanden, in vreemdelingenbewaring. Relatief gezien is er daarmee nog geen sprake van een langdurige inbewaringstelling. Ook rust op eiser de rechtsplicht om zijn medewerking te verlenen aan de uitzetting. In beginsel wordt bij een gebrek aan medewerking van de vreemdeling zicht op uitzetting aangenomen. In dit geval is de rechtbank echter van oordeel dat deze rechtsplicht niet opweegt tegen het belang van eiser om in vrijheid te worden gesteld. Daartoe acht de rechtbank redengevend dat in deze zaak al bijna drie jaar een lp-traject loopt bij de Marokkaanse autoriteiten zonder dat er een concreet zicht is op afgifte van een lp. Dat verweerder bekend is met andere zaken waarin sprake is van langdurige lp-trajecten (zonder dat zicht op uitzetting ontbreekt), acht de rechtbank onvoldoende om het voortduren van de bewaring van eiser te rechtvaardigen. Het enkele standpunt van verweerder dat er vanuit kan worden gegaan dat een lopende lp-procedure zal leiden tot de afgifte van een lp, acht de rechtbank, gelet op de lange duur van het lp-traject, ontoereikend. Dit klemt temeer nu de rechtbank niet gebleken is dat verweerder in deze zaak voornemens is andere handelingen te verrichten – dan het versturen van schriftelijke rappellen – teneinde de afgifte van een lp te bespoedigen en dat er door verweerder geen andere feiten en omstandigheden zijn aangedragen, anders dan een groot aantal (algemene) rapellen, op basis waarvan binnen een reële termijn de afgifte van een lp kan worden verwacht. De bewaring langer laten voortduren, dient naar het oordeel van de rechtbank dan ook, alle belangen afwegende, geen redelijk doel.
Het bijzondere rechtsmiddel herziening dient er niet toe om het geschil waarover bij uitspraak is beslist, naar aanleiding van die uitspraak opnieuw aan de rechter voor te leggen. Ook is dit bijzondere rechtsmiddel niet bedoeld om een partij de gelegenheid te bieden om argumenten die eerder naar voren zijn gebracht of naar voren hadden kunnen worden gebracht, opnieuw of alsnog naar voren te brengen en aldus het debat te heropenen als de aangevoerde feiten en omstandigheden niet tot het gewenste resultaat hebben geleid.”