Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 mei 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een Albanese vreemdeling. De eiser, vertegenwoordigd door mr. A. Agayev, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. J.J.M. van Gils, waarin aan hem de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gronden van de maatregel niet worden bestreden en dat de eiser had aangevoerd dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel en dat hij de mogelijkheid moest krijgen om Nederland zelfstandig te verlaten.
Tijdens de zitting op 25 mei 2021 is de eiser verschenen, terwijl de gemachtigde van de eiser niet aanwezig was maar schriftelijk de gronden van het beroep had ingediend. De rechtbank heeft overwogen dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij Nederland zelfstandig zou verlaten na beëindiging van de maatregel. De rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris terecht heeft aangenomen dat er geen andere afdoende, minder dwingende maatregelen dan de inbewaringstelling doeltreffend konden worden toegepast. Het beroep van de eiser is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.