ECLI:NL:RBDHA:2021:5811

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 mei 2021
Publicatiedatum
8 juni 2021
Zaaknummer
NL21.7569
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een Albanese vreemdeling en de afwijzing van het verzoek om schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 mei 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een Albanese vreemdeling. De eiser, vertegenwoordigd door mr. A. Agayev, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. J.J.M. van Gils, waarin aan hem de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gronden van de maatregel niet worden bestreden en dat de eiser had aangevoerd dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel en dat hij de mogelijkheid moest krijgen om Nederland zelfstandig te verlaten.

Tijdens de zitting op 25 mei 2021 is de eiser verschenen, terwijl de gemachtigde van de eiser niet aanwezig was maar schriftelijk de gronden van het beroep had ingediend. De rechtbank heeft overwogen dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij Nederland zelfstandig zou verlaten na beëindiging van de maatregel. De rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris terecht heeft aangenomen dat er geen andere afdoende, minder dwingende maatregelen dan de inbewaringstelling doeltreffend konden worden toegepast. Het beroep van de eiser is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.7569
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Agayev), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J.J.M. van Gils).

Procesverloop

Bij besluit van 15 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 mei 2021. Eiser is verschenen. Als tolk is verschenen N. Rexhepi. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De gemachtigde van eiser is met bericht van verhindering niet verschenen en heeft schriftelijk de gronden van het beroep ingediend.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Albanese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1994.
2. De rechtbank stelt vast dat de gronden van de maatregel niet worden bestreden.
3. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder had dienen te volstaan met de oplegging van een lichter middel en dat hij in de gelegenheid dient te worden gesteld om Nederland zelfstandig te verlaten.
4. Bij de beantwoording van de vraag of verweerder met toepassing van een lichter middel had moeten volstaan, beoordeelt de rechtbank of verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat geen andere afdoende maar minder dwingende maatregelen dan de inbewaringstelling doeltreffend konden worden toegepast. Daarbij past een grondig
onderzoek naar de feitelijke elementen van het concrete geval en een specifieke motivering van verweerder; verwijzing naar de bewaringsgronden volstaat daarvoor niet. De rechtbank wijst op de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van
23 februari 20151 en 10 april 20152 en het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 5 juni 20143.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich, gelet op de niet bestreden gronden die aan de maatregel ten grondslag zijn gelegd, terecht op het standpunt heeft gesteld dat in dit geval geen andere afdoende, maar minder dwingende maatregel dan de inbewaringstelling doeltreffend konden worden toegepast. Eiser is aangetroffen te Vlaardingen in een trailer van een vrachtauto en heeft verklaard dat hij op illegale wijze naar Engeland wilde reizen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij bij beëindiging van de maatregel inderdaad zelfstandig Nederland zal verlaten. Desgevraagd heeft eiser ter zitting verklaard niet te weten hoe hij na een eventuele beëindiging van de maatregel aan een meldplicht zou kunnen voldoen. Nu de gronden van de maatregel niet worden bestreden heeft verweerder op goede gronden aangenomen dat daarmee het risico op onttrekking aan de uitzetting is gegeven. Verweerder hoefde daarom ook geen toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 59, derde lid, van de Vw. De beroepsgronden slagen niet.
6. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr. P. Bruins, griffier.
3 ECLI:EU:C:2014:1320, Mahdi
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
28 mei 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.