ECLI:NL:RBDHA:2021:5726
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige bewaring en schadevergoeding bij gebrek aan zicht op uitzetting naar Algerije
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 april 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring die aan eiser, een Algerijnse nationaliteit hebbende vreemdeling, was opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De maatregel was gebaseerd op artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. Tijdens de zitting op 22 april 2021 heeft eiser zijn standpunt toegelicht, waarbij hij aanvoerde dat er geen zicht op uitzetting naar Algerije is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring eerder rechtmatig was, maar dat de situatie sinds 4 februari 2021 is veranderd.
De rechtbank heeft overwogen dat verweerder geen concrete aanknopingspunten heeft kunnen geven voor een verwachte uitzetting naar Algerije. De laatste laissez-passer was in maart 2020 afgegeven, en sindsdien zijn er geen concrete stappen ondernomen. De rechtbank concludeert dat er met ingang van 1 april 2021 geen zicht meer is op uitzetting naar Algerije, waardoor het voortduren van de maatregel van bewaring onrechtmatig is. De rechtbank beveelt de opheffing van de maatregel en kent eiser een schadevergoeding toe van € 2.300,- voor de onrechtmatige vrijheidsontneming. Daarnaast veroordeelt de rechtbank de Staat der Nederlanden tot betaling van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.068,-.
De uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.