Op 25 mei 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de opheffing van de maatregel van bewaring van een vreemdeling, eiser, die in afwachting was van uitzetting naar Afghanistan. De rechtbank oordeelde dat er momenteel geen zicht op uitzetting naar Afghanistan is, omdat de Koninklijke Marechaussee (Kmar) een nieuwe werkwijze moet aannemen om vreemdelingen daadwerkelijk te kunnen uitzetten. Dit oordeel is gebaseerd op eerdere uitspraken waarin is vastgesteld dat geplande uitzettingen naar Afghanistan zijn geannuleerd en dat er geen informatie is verstrekt die zou kunnen aantonen dat uitzettingen binnen een redelijke termijn kunnen plaatsvinden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring, die op 8 april 2021 was opgelegd, niet langer gerechtvaardigd is. Eiser had beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft het vooronderzoek gesloten zonder zitting en geoordeeld dat de maatregel van bewaring niet meer rechtmatig is, omdat er geen zicht op uitzetting is. De rechtbank heeft verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, aangesproken op het gebrek aan informatie over de voortgang van uitzettingen.
De rechtbank heeft de opheffing van de maatregel van bewaring bevolen en de onmiddellijke invrijheidstelling van eiser gelast. Tevens heeft de rechtbank het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat de bewaring tot aan de uitspraak niet onrechtmatig was. De proceskosten van eiser zijn toegewezen aan verweerder, die deze moet vergoeden aan de rechtsbijstandverlener. De uitspraak is gedaan door mr. S. van Lokven, rechter, en is openbaar gemaakt zonder dat er een rechtsmiddel openstaat tegen deze uitspraak.