In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 mei 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om herziening van een besluit van 4 november 2014, waarbij de AIO-aanvulling van eiseres werd beëindigd. Eiseres, die van 1 juli 2006 tot oktober 2014 een aanvulling op haar AOW-uitkering ontving, had verzuimd een woning in Turkije op te geven. Dit leidde tot de terugvordering van € 11.968,04. Eiseres had eerder bezwaar gemaakt tegen het besluit, maar dit werd niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. In 2019 verzocht eiseres om herziening van het eerdere besluit, maar dit verzoek werd door verweerder afgewezen omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren aangevoerd die een herziening rechtvaardigden.
De rechtbank oordeelde dat verweerder terecht had geoordeeld dat de door eiseres overgelegde rapporten van een bouwingenieur en een bouwkundig ingenieur niet als taxatierapporten konden worden aangemerkt, omdat deze niet door erkende taxateurs waren opgesteld. Eiseres stelde dat de waarde van haar woning in Turkije lager was dan de vermogensgrens, maar de rechtbank concludeerde dat de rapporten geen nieuwe feiten of omstandigheden bevatten die de eerdere beslissing konden ondermijnen. De rechtbank bevestigde dat het verzoek om herziening ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak benadrukt het belang van erkende taxateurs in het bewijs van vermogenspositie en de strikte eisen die aan herzieningsverzoeken worden gesteld. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond, waarmee de eerdere beslissing van verweerder in stand bleef.