ECLI:NL:RBDHA:2021:5009
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing toevoeging rechtsbijstand op basis van inschrijvingsvereisten voor advocaten in personen- en familierecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een aanvraag voor een toevoeging aan eiser, die een advocaat had ingeschakeld om dwangsommen te executeren die voortvloeien uit een omgangsregeling met zijn dochter. De aanvraag voor de toevoeging werd afgewezen omdat de advocaat niet ingeschreven was op het vereiste rechtsgebied bij de Raad voor Rechtsbijstand. Eiser stelde dat deze afwijzing in strijd was met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), omdat hij hierdoor de toegang tot de rechter zou worden ontzegd. De rechtbank oordeelde echter dat de afwijzing terecht was, aangezien de inschrijvingsvoorwaarden voor advocaten algemeen verbindend zijn en de advocaat van eiser niet voldeed aan de vereisten voor de specialisatie personen- en familierecht. De rechtbank benadrukte dat het recht op toegang tot de rechter niet in de kern was aangetast, omdat eiser gebruik kon maken van andere advocaten die wel aan de inschrijvingsvereisten voldeden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de rechtmatigheid van de besluiten van verweerder.