ECLI:NL:RBDHA:2021:4705

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 mei 2021
Publicatiedatum
6 mei 2021
Zaaknummer
SGR 20/3480
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen door bestuursorgaan en procesbelang bij dwangsommen

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiser had eerder een aanvraag voor een urgentieverklaring ingediend, welke op 27 november 2019 werd afgewezen. Na het indienen van bezwaar, heeft verweerder op 28 juli 2020 het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit op dat bezwaar. De rechtbank heeft op 7 mei 2021 uitspraak gedaan in deze zaak.

De rechtbank overweegt dat eiser belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep, ondanks dat verweerder inmiddels een besluit op bezwaar heeft genomen. Eiser stelt recht te hebben op dwangsommen, maar de rechtbank oordeelt dat eiser verweerder te vroeg in gebreke heeft gesteld, waardoor het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk is. De rechtbank stelt vast dat het tijdstip van het instellen van het beroep bepalend is en dat latere ingebrekestellingen de eerdere niet kunnen helen.

Daarnaast oordeelt de rechtbank dat het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk is verklaard, omdat eiser tijdens het bezwaar een woning heeft geaccepteerd en daarmee zijn huisvestingsprobleem heeft opgelost. De rechtbank concludeert dat het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk is en het beroep tegen het besluit van 28 juli 2020 ongegrond is. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/3480

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 mei 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: H. el Baraka),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: A.C. Visser).

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar door verweerder.
Bij besluit van 28 juli 2020 heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
Verweerder heeft nadere stukken en een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft nadere stukken ingediend.
De zitting was op 26 april 2021 via een Skypeverbinding. De gemachtigde van eiser (zijn dochter) en die van verweerder waren er.

Overwegingen

Gang van zaken en standpunten van partijen
1. Op 27 november 2019 heeft verweerder een aanvraag van eiser voor een urgentieverklaring afgewezen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Op 12 mei 2020 heeft eiser beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit op dat bezwaar. Bij besluit van 28 juli 2020 heeft verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
2. Eiser vindt dat verweerder er veel te lang over heeft gedaan om een besluit op bezwaar te nemen. Hij wil gecompenseerd worden voor de verloren tijd, energie en geld. Ook heeft hij proceskosten gemaakt.
3. Verweerder heeft gemotiveerd op het beroep gereageerd.
Beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit
4. Anders dan verweerder vindt de rechtbank dat eiser belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Weliswaar heeft verweerder alsnog een besluit op bezwaar genomen, maar eiser stelt dat hij recht heeft op de in zijn visie verbeurde dwangsommen. [1]
5. Vaststaat dat eiser verweerder te vroeg in gebreke heeft gesteld. Eiser heeft hierover zelf gezegd dat hij zich heeft verrekend. Daarom is het beroep van eiser tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk. [2] Dat eiser verweerder later opnieuw in gebreke heeft gesteld, brengt de rechtbank niet op andere gedachten. Bepalend is namelijk het tijdstip waarop het beroep is ingesteld. Verweerder is geen dwangsommen verschuldigd.
Beroep tegen het besluit van 28 juli 2020
6. Volgens verweerder heeft hij het bezwaar van eiser in het besluit van 28 juli 2020 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Om die reden meent verweerder dat het van rechtswege ontstane beroep van eiser tegen dat besluit niet-ontvankelijk is. De rechtbank gaat hier niet in mee. De reden daarvoor is dat verweerder eiser in bezwaar heeft gehoord. Dan is van ‘kennelijkheid’ geen sprake meer. Bovendien staat in het dictum van het besluit van 28 juli 2020 niet dat het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard.
7. Vaststaat dat eiser gedurende het bezwaar een woning heeft geaccepteerd en daarmee het huisvestingsprobleem heeft opgelost. Daarom had hij geen belang bij een inhoudelijke beoordeling van dat bezwaar. De enkele stelling van eiser dat hij veel tijd, energie en geld verloren heeft aan het proces leidt niet tot een ander oordeel. De rechtbank betrekt hierbij dat eiser zich in bezwaar niet door een derde beroepsmatig heeft laten bijstaan. Verweerder heeft het bezwaar dus terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Conclusies
8. Het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit is niet-ontvankelijk. Het beroep tegen het besluit van 28 juli 2020 is ongegrond.
9. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 28 juli 2020 ongegrond.
Dit is de uitspraak van mr. J.R.K.A.M. Waasdorp, rechter, in aanwezigheid van Y.E. de Loos, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 mei 2021.
de griffier is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 5 juli 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2041 (overweging 3.1.1).
2.Vgl. de uitspraak van deze rechtbank van 7 mei 2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:4445.