ECLI:NL:RBDHA:2021:4447

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 april 2021
Publicatiedatum
29 april 2021
Zaaknummer
SGR 20/2031
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing naturalisatieverzoek wegens gebrek aan bewijs en identiteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 april 2021 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres, die de Angolese nationaliteit heeft, tegen de afwijzing van haar verzoek om naturalisatie door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Eiseres had op 26 oktober 2018 een verzoek om naturalisatie ingediend, maar had bij de indiening geen gelegaliseerde geboorteakte en geldig paspoort overgelegd. De staatssecretaris heeft het verzoek afgewezen op 12 december 2019 en het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard in een besluit van 19 februari 2020. Eiseres stelde dat zij in bewijsnood verkeert en dat het voor haar onmogelijk is om naar Angola te reizen om de benodigde documenten te verkrijgen, vanwege haar gezinssituatie en andere persoonlijke omstandigheden. Tijdens de zitting op 21 april 2021 heeft eiseres haar situatie toegelicht, maar de rechtbank oordeelde dat zij niet voldoende had aangetoond dat zij alles had gedaan om de benodigde documenten te verkrijgen. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet in bewijsnood verkeert en dat de afwijzing van het verzoek om naturalisatie terecht was. Het beroep werd ongegrond verklaard en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/2031

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 april 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,(gemachtigde:mr. A. Alam-Khan),

en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder

(gemachtigde: mr. L. Mol)

Procesverloop

In het besluit van 12 december 2019 (primair besluit) heeft verweerder het verzoek van eiseres om naturalisatie afgewezen.
In het besluit van 19 februari 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, via een Skype-verbinding, plaatsgevonden op 21 april 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door mr. S.S. Hyder, die waarnam voor de gemachtigde. Ook zijn verschenen de dochter en zoon van eiseres. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1.
Eiseres heeft de Angolese nationaliteit en is geboren op [geboortedag 1] 1982. Zij is de moeder van twee kinderen, waaronder haar dochter die is geboren op [geboortedag 2] 2003.
1.2.
Op 26 oktober 2018 heeft eiseres, mede voor haar dochter, een verzoek ingediend om naturalisatie. Bij de indiening van het verzoek heeft eiseres geen gelegaliseerde geboorteakte en geen geldig paspoort overgelegd.
2. Verweerder heeft de aanvraag bij het primaire besluit afgewezen en deze afwijzing in het bestreden besluit gehandhaafd. Volgens verweerder heeft eiseres haar identiteit en nationaliteit niet voldoende aangetoond. Ook verkeert zij volgens verweerder niet in bewijsnood. Daarnaast heeft verweerder tegengeworpen dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij haar inburgeringsexamen heeft behaald of vrijgesteld is van de inburgeringsplicht.
3. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Zij stelt dat zij wel degelijk in bewijsnood verkeert om haar identiteit en nationaliteit aan te tonen. Het is voor haar onmogelijk om naar Angola te reizen vanwege haar gezinssituatie, financiële omstandigheden, fysieke gezondheid, het gebrek aan contacten in Angola en de (veiligheids)situatie in Angola. Verder is van belang dat eiseres alles heeft gedaan om vanuit Nederland aan de benodigde documenten te komen. Zo heeft zij meerdere keren contact opgenomen met de Angolese ambassade. Ter zitting heeft zij gesteld dat het niet mogelijk is om een rechtshulpverlener in Angola te vinden die haar kan helpen om de benodigde documenten te verzamelen, zonder zelf naar Angola af te reizen. De persoon die haar zou helpen met het verkrijgen van de documenten, is helaas overleden. Tot slot voert eiseres aan dat zij het inburgeringsexamen al heeft behaald. Zij heeft een kopie van het diploma overgelegd.
4. De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van de uitspraak.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
5.1. Niet in geschil is dat eiseres geen gelegaliseerde geboorteakte en geen geldig paspoort heeft overgelegd bij de indiening van haar verzoek. De rechtbank stelt vast dat partijen het niet eens zijn over de vraag of eiseres in bewijsnood verkeert.
5.2.
Uit vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter volgt dat de verzoeker die betoogt dat hij in bewijsnood verkeert, moet aantonen dat hij al het mogelijke heeft gedaan om in het bezit te komen van de gevraagde documenten. [1]
5.3.
Zoals verweerder terecht heeft gesteld in het bestreden besluit, heeft eiseres geen documenten overgelegd van de Angolese autoriteiten waaruit blijkt dat het onmogelijk is voor haar om de benodigde documenten te verkrijgen. Verder stelt eiseres weliswaar dat zij meerdere keren contact heeft gehad met de Angolese ambassade, maar zij heeft dit niet onderbouwd. De verklaring van Vluchtelingenwerk die zij in beroep heeft overgelegd is hiertoe onvoldoende, nu hieruit alleen blijkt dat zij in 2007 een keer een paspoortaanvraag heeft gedaan bij het Angolese consulaat en daarover telefonisch contact heeft gehad. Van de gestelde contacten met de ambassade in 2017 en 2018 heeft eiseres geen bewijs overgelegd. Niet is daarom gebleken dat eiseres alles heeft gedaan om aan de benodigde documenten te komen. Voorts is de rechtbank met verweerder van oordeel dat eiseres een (professionele) derde had kunnen inschakelen om aan de benodigde documenten te komen. De enkele stelling dat dit niet mogelijk is, is onvoldoende.
5.4.
Gelet op het voorgaande heeft eiseres niet aangetoond dat zij alles heeft gedaan om in het bezit te komen van de benodigde documenten. Met verweerder is de rechtbank dan ook van oordeel dat van bewijsnood geen sprake is. Het ter zitting ingenomen standpunt dat verweerder, nu eiseres al zo lange tijd in Nederland verblijft, wel degelijk moet weten met wie hij te maken heeft, zodat – zo begrijpt de rechtbank – bewijs van identiteit en nationaliteit niet nodig is, treft geen doel.
5.5.
Gezien het bovenstaande oordeel, behoeven de overige beroepsgronden – waaronder de beroepsgrond over het inburgeringsvereiste – geen bespreking meer.
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E. Dutrieux, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 april 2021
.
De griffier is verhinderd te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
BIJLAGE
Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap
Artikel 311. Bij de indiening van een naturalisatieverzoek verstrekt de verzoeker betreffende zichzelf, voorzoveel mogelijk, gegevens met betrekking tot:
a. geslachtsnaam en voornaam of voornamen, onderscheidenlijk naam of namen;
b.geboortedatum, geboorteplaats en geboorteland;
[…]
e. nationaliteit of nationaliteiten;
[…]
[…]
5. De autoriteit die het naturalisatieverzoek in ontvangst neemt, alsook Onze Minister, kan verlangen dat de verzoeker de juistheid van de verstrekte gegevens bewijst door middel van zo nodig gelegaliseerde en eventueel inhoudelijk geverifieerde documenten. Hij kan tevens verlangen dat die aanvullende gegevens worden verstrekt indien dit naar zijn oordeel nodig is voor de beoordeling van het geval.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 16 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2977.